Nabij God
Daniël 12:13
„Maar gij, ga henen tot het einde, want gij zult rusten, en zult opstaan in uw lot, in het einde der dagen.”
Het oorspronkelijke woord ”einde” betekent ”de afsnijding van een zaak”. Zo gebruikt Mozes (Psalm 90) het als afsnijding van het leven: het wordt snellijk afgesneden. Daarom zegt Salomo (Prediker 7:2) dat we in het klaaghuis het einde van alle mensen zien. Terecht wordt de dood het einde genoemd.
Tot dit levenseinde moest Daniël heengaan, in de weg van alle vlees en van de ganse aarde, zoals ook Abraham van zijn sterven spreekt (Genesis 15:2).
Het woord wordt ook gebruikt voor het heengaan van een ontslagen gevangene. Of ook voor het gaan uit een woeste naar een verkwikkelijke plaats, en eveneens van krijgsknechten die men na de strijd naar hun vaderland en huis liet gaan, of naar het paleis van de koning, om daar van de vermoeienis uit te rusten en zich aangenaam te verkwikken.
Zo zou ook Daniël heengaan van deze aarde, bij zijn sterven. Hij zou ontslagen worden van de banden van de zonden en van de dood, overgebracht worden uit de woestijn van deze wereld in de hemel van de heerlijkheid, en als een zegevierende krijgsknecht, na geëindigde strijd, van zijn post worden afgelost, om tot beërving van de kroon van de overwinning heen te gaan naar het eeuwige Vaderland van de rust, in de stad van de levende God en het huis, niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen, en daar bij de Heere in te wonen.
Aalt Gerritsz. van Dijkhuizen, predikant te Ouddorp
(”De wachter op Sions muren”, 1855)