Einde
Daniël 12:13
„Maar gij, ga henen tot het einde, want gij zult rusten, en zult opstaan in uw lot, in het einde der dagen.”
„Mijn Heere, wat en wanneer zal het einde zijn van deze dingen? Wat zal de eindelijke uitkomst zijn, waaruit men echt en helder zal kunnen opmaken dat de volkomen verlossing van Uw volk tot stand zal worden gebracht?”
Op deze vraag werd voor hem nog een andere bijzonderheid nader verklaard, dat de woorden van die tijdsbepaling toegesloten en verzegeld bleven tot de tijd van de vervulling. Verder kreeg hij als antwoord: „Ik wil u de troostrijke waarheden geven”, die in de tekst voor Daniël begrepen waren.
In de tekst vinden wij ’s Heeren bijzondere bevel en Zijn heilrijke beloften aan Daniël. Het bevel aan Daniël gegeven is: „Maar gij, o Daniël, ga heen tot het einde.” Onder dit einde moeten we hier niet het einde of de vervulling van de eerdergenoemde voorspellingen verstaan, zoals het voorkomt in vers 4, 6 en 9, maar het einde van zijn leven, waarvan de dagen bestemd zijn en het getal van de maanden bij God bepaald is. Hij heeft daarvan een bepaling gemaakt, die de mens niet zal overtreden.
In deze betekenis wordt de dood meermalen het einde genoemd. Zo zegt de Heere: Het einde van alle vlees is voor Mijn aangezicht gekomen (Genesis 6:13). Zo bad David: „Heere, maak mij bekend mijn einde, en welke de maat mijner dagen zij; opdat ik weet hoe vergankelijk ik zij” (Psalm 139:5).
Aalt Gerritsz. van Dijkhuizen, predikant te Ouddorp
(”De wachter op Sions muren”, 1855)