Cornelius Burgess: puritein met politieke visie
De eerste puriteinse preek voor het Engelse Lagerhuis werd gehouden ter gelegenheid van een dag van verootmoediging op 17 november 1640. Deze preek moet de concentratie en het geduld van de politici wel op de proef hebben gesteld, want volgens ooggetuigen duurde de voordracht van Cornelius Burgess (circa 1589-1665) enkele uren.
In druk telt de preek tachtig bladzijden, een aantal dat er niet om liegt. Burgess sprak over Jeremia 50:5: „Zij zullen naar Sion vragen (…) met een eeuwig verbond dat niet zal worden vergeten.” Dit jaar is het 350 jaar geleden dat Burgess overleed.
Het Lange Parlement, zoals het Lagerhuis na jaren van ontbinding de geschiedenis inging, was net begonnen toen Burgess zijn preek in Westminster uitsprak. Het invloedrijke puriteinse lid John Pym, die de confrontatie met koning Karel I en zijn vazal, aartsbisschop William Laud, aandurfde, had aan de prediker Stephen Marshall gevraagd om de tweede preek op deze vastendag te houden. De meeste leden van het Lagerhuis waren puriteinsgezind en zagen de noodzaak in van een radicale doorgaande reformatie van de Engelse Kerk. Zij kwamen in conflict met de koning, en niet te vergeten met aartsbisschop Laud en zijn bisschoppelijke bestuur.
Hofpredikant
Burgess was ”rector”, voorganger, van St Mary’s Church in Watford, bij Londen. Hij was afkomstig uit het graafschap Somerset in Zuidwest-Engeland en studeerde vanaf 1611 enkele jaren in Oxford. In 1615 behaalde hij zijn bachelorsgraad aan Wadham College en enige tijd later ontving hij de titel master of arts. Daarna volgde een benoeming tot huiskapelaan van Edward Russell, de derde graaf van Bedford.
Zijn eerste pennenvrucht, ”A Chaine of Graces”, (Een keten van genade), gedrukt in 1622, droeg Burgess op aan deze graaf. Inmiddels was hij getrouwd en het echtpaar verhuisde naar Watford. Kort daarna diende hij het regiment van Sir Horatio Vere, in de Dertigjarige Oorlog op het continent. Dit duurde niet lang, want hij kreeg de eer om hofpredikant van de Engelse koning te worden. In 1627 werd hij doctor of divinity (DD), doctor in de theologie, aan de universiteit van Oxford, waar hij de calvinistische positie over heilszekerheid en volharding verdedigde.
Burgess’ boekje ”Baptismal Regeneration of Elect Infants”, dat handelt over de veronderstelde wedergeboorte bij de doop van uitverkoren kinderen, lokte reacties van afkeuring uit. Sommigen beschuldigden hem van arminianisme en anderen van roomse dwalingen. Hij verdedigde de doopleer van de Engelse Kerk zoals deze in het ”Book of Common Prayer” wordt verwoord. Hij ging niet zover dat hij de veronderstelde wedergeboorte van toepassing achtte op alle gedoopten, ook beweerde hij niet dat alle gedoopten zalig worden. Zijn uitgangspunt was de verbondslijn van Abraham en zijn zaad.
De baptist C. H. Spurgeon veroordeelde later deze doopvisie en de anglicaanse puritein J. C. Ryle had kritiek op degenen in zijn eigen kerk die zover gingen om alle gedoopte kinderen voor wedergeboren te verklaren. Ryle maakte onderscheid tussen de wedergeboorte en de doop als teken van de wedergeboorte, waarbij hij de betekenis van de doop van de kinderen als verbondsteken wel wilde honoreren. Het boekje van Burgess was voorzien van Schriftplaatsen en citaten van kerkvaders en reformatoren.
Verschillende pennenvruchten van Burgess zijn in druk verschenen, waaronder de preken die hij voor het Lager- en het Hogerhuis had gehouden. Enkele geschriften werden in het Nederlands vertaald. Ds. Van der Haar noemt in zijn ”From Abadie to Young” een drietal vertalingen. Zo verscheen in 1657 bij Samuel van Haringhouk in Bolsward ”Nootsakelykheit…. van ’t Wasschen des Harten”, opgenomen in deel 1 van ”Uygelsene Engelsche Boetpredikatien”. In bundel vier van deze serie werd opgenomen ”Gods lof uyt de Grimmigheyd des Menschen”, dat in 1668 in Bolsward verscheen, en ”Ydelheyt en Boosheyt der Gedachten”, de tweede preek in de eerste bundel van 1657 van de genoemde serie. Door deze vertaalde preken kreeg Burgess ook in Nederland bekendheid.
Kerkelijke rechtbank
Hoewel Burgess de liturgie van de doop in zijn kerk verdedigde, had hij op den duur grote moeite met de bisschoppelijke hiërarchie en het inwijden van kerkgebouwen. Hij weigerde voor Laud te buigen en kwam ook in conflict met de bisschop van Winchester, toen hij niet conform de liturgie het gebed vóór de preek wilde voorlezen. Laud riep hem op het matje omdat hij in een preek uithaalde naar de bisschoppen en het kerkelijke bestuur.
Toen hij in 1635 in het Latijn een preek hield voor de predikanten in Londen, waarbij hij een warm pleidooi hield voor de plaats van de prediking in de eredienst en de laudeaanse liturgie aanviel, moest hij voor de ”Court of High Commission”, de kerkelijke rechtbank, verschijnen. Het stak de bisschoppen dat hij hen had aangevallen. Hij had daarbij onomwonden de door hen beschermde doorwerking van het arminianisme en de invoering van roomse elementen in de eredienst veroordeeld. Manhaftig verdedigde Burgess zich tegen de beschuldigingen.
Het conflict tussen de puriteinen en de episcopalen werd heviger. In Londen hield Burgess nauw contact met presbyteriaanse collega’s, zoals Edmund Calamy en John Downham. Toen hij eenmaal op de lijst van verdachte non-conformisten stond, hield men hem nauwlettend in de gaten. In 1640 doorzocht men zijn huizen in Londen en Watford op wapens. Zijn steun aan de politiek van het Long Parliament werd beschouwd als ongehoorzaamheid aan de koning. Toch propageerde hij niet het aftreden van de vorst, maar hoopte hij dat deze de status en privilegiën van het parlement zou erkennen en eerbiedigen.
Westminister Assembly
De confrontatie tussen Karel I en het Lagerhuis leidde tot de Civil War, de burgeroorlog. De oppositie in het Lagerhuis en in het Hogerhuis (House of Lords) zochten elkaars steun en stuurden aan op reformatie van de kerk. De reputatie van Burgess werd vooral door zijn regelmatige verblijf in de hoofdstad versterkt. Toen John Pym en een groot deel van het parlement de ”Grand Remonstrance” naar de koning stuurden, werd in dit proteststuk de noodzaak van een nationale synode geopperd.
In juli 1643 kwam de Westminster Assembly voor het eerst bijeen. William Twisse werd tot ”prolocutor” (preses) benoemd en John White en Burgess tot assessoren. De bekende Anthony Burgess, die ook op deze synode een vooraanstaande plaats had, was overigens geen familie van Cornelius. De presbyterianen, waartoe Burgess behoorde, hadden de meerderheid in de Assembly. Toen Engeland met Schotland in 1643 het ”Solemn League and Covenant”, een nationaal verbond sloot, had Burgess eerst aarzelingen, maar hij ging toch overstag. Hij vond dat dit stuk in elke parochie moest worden voorgelezen, evenals op iedere vastendag. Als ”president” van het Sion College in Londen werd hij betrokken bij de opleiding en aanneming van kandidaten voor de kerk.
Zo was hij op verschillende terreinen actief betrokken bij het reformatiewerk, totdat het protectoraat van de independent Oliver Cromwell roet in het eten begon te gooien. Hij zuiverde het parlement van de presbyterianen en kwam de plichten van het Covenant van 1643 niet na. Diens politiek, waarbij hij de presbyterianen monddood zocht te maken, leidde in 1649 tot de terechtstelling van koning Karel I.
Burgess hield in het begin van dit jaar in het geheim een preek voor de magistraat van Londen, waarin hij het vonnis dat over de koning werd uitgesproken scherp veroordeelde. Hij riep daarin uit: „O gij burgers, (…) heb toch niet te doen met zulk een goddeloze daad.” Tijdens de politieke crisis die hierop volgde, kwam er een einde aan zijn politieke invloed. John White vroeg hem in april 1654 om regelmatig in de St Paul’s voor te gaan. Deze kathedrale kerk was na de afzetting van de bisschoppen enige tijd gesloten geweest. Hij deed dit met veel genoegen, maar na twee jaar hield het honorarium voor zijn diensten op, want Cromwell besloot hem over te plaatsen naar de kathedrale kerk van St Andrew in Wells in Somerset, zijn geboortestreek. De diensten in de kathedraal werden regelmatig verstoord door de lokale bevolking.
De jaren tijdens het bewind van Cromwell waren voor hem heel moeilijk, vooral omdat hij de executie van Karel I veroordeelde. Zijn naam prijkte met die van een aantal collega-predikanten in de hoofdstad op een pamflet, „A Vindication of the ministers of the Gospel, in and about London”, waarin zij hun standpunt tegenover de doodstraf van de koning uiteenzetten. Burgess en Calamy hadden de tekst hiervan opgesteld. In totaal werd het door 57 predikanten ondertekend.
Armoede
De tijden veranderden toen Cromwell in 1658 overleed en koning Karel II in 1660 koning werd over de Britse rijken. Dit betekende dat het episcopaat dat ten tijde van de Westminster Assembly was afgeschaft, werd hersteld. Dit gold ook voor de liturgie volgens het gebruik van het ”Book of Common Prayer”. Veel puriteinen die zich niet wilden conformeren, werden genoodzaakt de kerk van hun vaderen te verlaten. Onder hen was ook Cornelius Burgess. Hij verloor al de landerijen die hij verworven had en leefde de laatste jaren van zijn leven in armoede. Hij werd zelfs genoodzaakt om het grootste deel van zijn bibliotheek te verkopen. Curieus is dat hij in mei 1665 vier zeldzame exemplaren van het ”Book of Common Prayer” aan de bekende Bodleianbibliotheek in Oxford aanbood.
In die tijd werd hij ernstig ziek. Hij overleed op 6 juni 1665 in Watford en werd in het midden van de parochiekerk waar hij zo vaak was voorgegaan, begraven.
Geloof de wortel van goede werken
„Het geloof is de moedergenade en wortel van alle genaden. Daarom zegt de apostel: „Voeg bij uw geloof deugd.” Dit wil zeggen dat we eerst geloof moeten hebben voordat we door onze deugden God kunnen behagen (Hebr. 11:6). En elke deugd is de grond van werken die hieruit gedaan worden. Maar het geloof is de wortel van elke deugd en brengt de ziel tot de beoefening van een deugdelijk werk.”
(Uit: ”A Chain of Graces, drawn out at length, for a Reformation of Manners”,Cornelius Burgess, London, 1622.)