Kerk & religie

Studie naar kerkverlaters GG: sociaal contact van wezenlijk belang

WOERDEN. Jongeren die de kerk verlaten, hadden weinig contacten in de gemeente. „Inhoudelijke verbinding tussen een jongere en de kerk ontstaat vaak binnen een sociale relatie.”

Redactie kerk
5 June 2015 20:05
Beeld André Dorst
Beeld André Dorst

Dat stelt Sjaak Jacobse in zijn beknopte studie ”Adieu – verbinding verbroken”. Daarin beschrijft de jeugdwerkadviseur van de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten de sociale aspecten van kerkverlating binnen zijn kerkverband. Het onderzoek is vrijdag in Amersfoort gepresenteerd.

Jacobse ondervroeg 24 jongeren uit 10 gereformeerde gemeenten aan wie het doopbewijs werd afgegeven terwijl ze zich niet bij een andere gemeente aansloten. Deze ‘doelgroep’ werd onderverdeeld in een groep die later weer kerkelijk betrokken raakte (”doorstromers”) en een groep die echt afhaakte (”afhakers”). Daarnaast enquêteerde hij 66 jongeren die recent belijdenis deden. Zij fungeerden als ”referentiegroep”.

Jacobse bouwt voort op een uitgebreid onderzoek naar kerk­verlating binnen de Gereformeerde Gemeenten uit 1992. Hij stelt dat ”Adieu” het karakter heeft van „een voorstudie op basis van een beperkte steekproef.”


Gezin

Uit wat voor gezinnen komen jongeren die afhaken? Volgens Jacobse zijn ouders van kerkverlaters niet minder serieus dan andere ouders. „Kerkverlaters geven juist vaker aan dat zij hebben gemerkt hoe belangrijk geloof voor hun ouders was.” Juist de subgroep ”doorstromers” heeft vaker ouders „die hen voorleven en zelf de Heere mogen kennen.”

Ook heeft juist deze groep communicatieve ouders die openstaan voor geloofsvragen van hun kinderen. Dat ligt anders bij de subgroep ”afhakers”. Die hebben ouders „die een minder open gesprekshouding gehad hebben rondom prediking en geloofsvragen.”

In vergelijking met de doelgroep was er bij de referentiegroep sprake van een uitgebreidere vorm van huisgodsdienst (bidden, Bijbellezen, zingen) dan bij de doelgroep. Toch werd er bij de referentiegroep minder gesproken over het christelijk geloof. Opvallend, stelt Jacobse, omdat de verinnerlijking van de geloofsleer in de christelijke opvoeding sterk afhankelijk lijkt van de mate waarin er in het gezin over deze dingen gesproken werd. Een verklaring zou kunnen zijn dat ouders die niet gewend waren om open over geloofszaken te praten, dat wel zijn gaan doen toen ze merkten dat hun kind zich ging losmaken van de kerk.


Gemeente

Welke binding ervaarden kerkverlaters met hun gemeente? Volgens Jacobse hadden deze jongeren beduidend minder contacten in de gemeente dan leeftijdsgenoten die wel belijdenis gedaan hebben. Dat geldt met name voor de subgroep ”afhakers”. Zij zeggen minimaal contact te hebben gehad met andere gemeenteleden en, buiten hun ouders, nagenoeg niemand te hebben gehad bij wie ze met hun (geloofs)vragen terecht konden.

Uit het onderzoek blijkt verder dat er een sterk verband is tussen de sociale en de inhoudelijke binding die jongeren hadden. Dat wordt zichtbaar in de cijfers over hoe de prediking is ervaren. Bijna de helft van de kerkverlaters geeft aan er weinig van begrepen te hebben, en nog eens 40 procent heeft de prediking als weinig relevant ervaren. Dat was bij de referentiegroep anders: driekwart van deze groep heeft de prediking (soms) als betekenisvol ervaren. „Verhoudingsgewijs geeft de groep die zich religieus of sociaal niet thuis voelt vaker aan dat ze de preek onbegrijpelijk of als niet relevant ervaren hebben.”

Degenen die afgehaakt zijn, concludeert Jacobse, „voelden zich zowel religieus als sociaal niet thuis in de gemeente. Voor de doorstromers naar een ander kerkverband gold dit voor een van beide aspecten.”


Vrienden

Volgens Jacobse lijkt er een relatie te zijn tussen de breedte van de vriendenkring en kerkverlating. Terwijl 80 procent van de referentiegroep in ieder geval tot hun 16e actief was in het jeugdwerk, had de doelgroep relatief vaker een vriendengroep met onkerkelijke vrienden. De subgroep ”afhakers” had met name vrienden uit de straat en de buurt en was voor vriendschappen minder afhankelijk van samenbindende activiteiten als de jeugdvereniging. „Dit betekent ook dat de kans groter is dat de vriendengroep breder interkerkelijk is of deels onkerkelijk; deze zal gemiddeld genomen een afspiegeling zijn van de samenstelling van de buurt.” De referentiegroep zag zijn vrienden minder vaak doordeweeks. De contacten concentreerden zich vooral rond de weekenden of bij georganiseerde bijeenkomsten als de jeugdvereniging.

Duidelijk is dat jongeren die vanaf hun 14e niet (meer) deelnemen aan het jeugdwerk minder relaties met betrokken jongeren in de gemeente ontwikkelen. „Hierdoor zullen ze minder automatisch meegroeien in de gemeente. Bij hen komt kerkverlating aanzienlijk vaker voor.” Het hebben van een vriendenkring via voornamelijk de jeugdvereniging lijkt volgens Jacobse juist tot positieve verbinding bij te dragen.


Stellingen uit het onderzoek

„Ouders van jongeren die de kerk verlaten hebben, hebben zich vaak meer in het hart laten kijken dan andere ouders”

„Een vriendenkring via de jv versterkt de band met de gemeente”

„Praten over ”geloof” is makkelijker in een gelijkgestemde vriendengroep”

„De kerk vaarwel zeggen betekent niet automatisch ook de religieuze opvoeding achter je laten”

„Kerkverlaters zijn relatief vaak hoger opgeleid dan hun ambtsdragers”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer