Engeland had zijn eigen Hugo de Groot
Oude kaarten zijn soms wereldnieuws. Zo kocht het Amerikaanse Congres in 2003 een wereldkaart uit 1507 die getekend was door Martin Waldseemüller omdat het de oudste kaart was met daarop de naam ”Amerika”. Er werd 10 miljoen dollar voor neergeteld.
Over een andere, mogelijk even oude kaart die in Oxford wordt bewaard en niet te koop is, de Seldenkaart, schreef Timothy Brook een boek: ”De kaart van mijnheer Selden”. Hierin beschrijft de Canadese hoogleraar in een vlotte stijl niet alleen de geschiedenis van de kaart, maar nog veel meer. „Als ik kan laten zien hoe rijk en gecompliceerd het tijdperk was en hoe de wereld verbonden was door een wereldwijd netwerk, is mijn opzet geslaagd.” Met andere woorden: hij beschrijft het leven en werk van de vinder van de kaart, John Selden, het Londen van begin 17e eeuw en de activiteiten van de East-India Company in het Verre Oosten.
Om met de deur in huis te vallen: hier, precies op de helft van het boek, had hij moeten stoppen. Maar hij behandelt in vier hoofdstukken de windroos, portolaankaarten, vaarroutes vanuit China, rastermethodes en wat niet al, waardoor de spanning eruit is en de tekst voor niet-geografen en niet-17e-eeuwse zeelui te ingewikkeld wordt. Achterin noemt Brook zijn speurtocht „uitgebreider en ingewikkelder” dan hij zelf had gedacht en rept hij van „een doolhof.” Nou ja.
Maar de eerste hoofdstukken zijn voortreffelijk. John Selden (1584-1654, jurist) is de Engelse Hugo de Groot. De Groot toonde aan dat de zee vrij is (”mare liberum”), Selden dat dit juist niet het geval is (”mare clausum”). Selden was net zo briljant en eigenzinnig als De Groot en belandde in de gevangenis omdat hij „weigerde te erkennen dat er een goddelijk recht bestond.” Er was alleen burgerlijk recht en een koning hoeft zich niet op God te beroepen.
Selden hoorde bij een groepje geleerden dat zich op oriëntaalse studies stortte omdat ze gefascineerd waren door de rijkdommen uit het Oosten – niet alleen economisch, ook cultureel. De toen nieuwe Bodleianbibliotheek in Oxford–de oudste openbare bibliotheek van Europa– zag meteen het nut hiervan in en gaf de vreemdste dingen een plek. In de bibliotheek hing naast de Seldenkaart jarenlang de gestroopte huid van een fraai getatoeëerde Filipijnse prins.
De Seldenkaart is bijzonder omdat hij de Zuid-Chinese Zee op verbluffend correcte wijze weergeeft. Het is onvoorstelbaar dat iemand het enorme gebied zo heeft kunnen tekenen. Hij is ”te modern”.
Brook ziet in de kaart, zegt hij, een ”mindscape”, iets wat een wereld tot leven brengt. Hij vertelt hoe wetenschappers via de zending van de jezuïeten Chinese geleerden naar Oxford haalden om zo de taal en de cultuur machtig te worden. Zo was er een bisschop die lesgaf in Hebreeuws, Oud-Syrisch, Arabisch, Turks en die zich nu kon bekwamen in het Chinees.
Interessant is dat de zendelingen ervan overtuigd waren dat de leer van Confucius de mensen ervoor behoed had meerdere goden te dienen en dat ze zelfs „God wel aanbaden, maar dat ze zijn naam nog niet kenden.” Ook rept Brook van de bittere strijd met de VOC en stelt hij dat Nederland zich helemaal niet aan De Groots ideeën hield. Hij merkt fijntjes op dat het „een vijgenblad [was] voor het naakte eigenbelang van de VOC.” Overal in Indië waar Engelse schepen probeerden handel te drijven in specerijen, botsten ze op agressieve VOC-posten, -schepen en -forten. Het kapitalisme van de VOC was juist een vorm van economisch imperialisme, in plaats van vrijhandel. Wat indruk maakt, zijn de beschrijvingen van de zeemanskunst, over hoe stuurlui in het duister ondanks snijdende winden en beukende golven met een kompas hun weg konden vinden. ”De kaart van mijnheer Selden” is net zo bijzonder als de erin voorkomende hoofdpersonen, maar uiteindelijk niet voor een breed publiek geschikt.
Boekgegevens
De kaart van mijnheer Selden. China, de specerijenhandel en een verloren zeekaart, Timothy Brook; uitg. Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2015; ISBN 978 90 2842 618 4; 256 blz.; € 24,95.