Liefelijk
Jesaja 45:22
„Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde; want Ik ben God, en niemand meer.”
Nadat de profeet eerst in dit belangrijke hoofdstuk de lichamelijke verlossing van Israël uit de Babylonische gevangenschap –op bevel van de Perzische monarch Cyrus– voorspeld had, beloofde hij aan Israël in de Naam des Heeren een nog veel groter heil: namelijk een geestelijke en eeuwige verlossing, die door de Messias ter bestemder tijd zou aangebracht worden. Daarvan was de eerstgenoemde verlossing een voorbeeld (vers 17-19).
Hierop laat hij een plechtige nodiging en roeping volgen, om van die verlossing in geloof gebruik te maken. Hij richt zijn aanspraak eerst tot de Joden (vers 20 en 21) en dan tot de heidenen (vers 22).
Deze woorden behelzen dus een allerverdienstelijkste uitnodiging, en daarnaast een nadrukkelijk bevel aan ieder tot wie dit woord zou komen, om zich te wenden naar Hem, Die alleen kan behouden, en zich door Deze te laten zaligen, aangedrongen door de betuiging dat Deze alleen, en niemand buiten Hem, God is.
In waarheid, allerdierbaarste woorden. Woorden, waarin wij allen het grootste belang hebben. Woorden die, wanneer zij bij het licht van de Geest ingezien worden, onze ijskoude en steenharde harten verwarmen en verbreken zullen. We zien de gezegende Verlosser met uitgebreide armen staan. Hij nodigt, om ons te behouden. Hij, Die ons niet nodig heeft, lokt en roept dat wij ons door Hem zullen laten zaligen. Wat betekent dat veel!
Theodorus Avinck, ouderling te Utrecht (”Tien praktikale verhandelingen”, 1784)