USCIRF, een Amerikaanse waakhond voor religievrijheid
Een overheidscommissie die toeziet op de vrijheid van godsdienst wereldwijd? In Nederland bestaat zoiets niet, in de Verenigde Staten wel. Sinds 1998 rapporteert een groep van negen mensen daar jaarlijks over godsdienstvrijheid. Ruim een week geleden verscheen het zestiende jaarrapport.
Onpartijdig. Dat wil de United States Commission on International Religious Freedom (USCIRF) zijn. De leden van de commissie worden benoemd door de president en door de leiders van de Democraten en de Republikeinen in het Congres. Daarmee wordt het werk van de commissie zo veel mogelijk uitgetild boven partijpolitiek.
Uitgangspunt voor het werk van de commissie is de sinds 1998 bestaande International Religious Freedom Act (IFRA). De USCIRF houdt schendingen van religieuze vrijheden bij en geeft beleidsadviezen aan de Amerikaanse president, de minister van Buitenlandse Zaken en het Congres.
Qua positie ten opzichte van het Congres en het State Department, het ministerie van Buitenlandse Zaken in Washington, is de USCIRF een buitenbeentje. De commissie maakt geen deel uit van het ministerie, maar heeft een eigen, vaste staf. Wel heeft het ministerie een eigen ambassadeur voor internationale vrijheid van religie, David Saperstein. Deze kan ook deelnemen aan de vergaderingen van de negenkoppige USCIRF, maar heeft geen stemrecht.
Wereldwijd zijn er weinig organisaties die qua opzet en doelstelling overeenkomen met de USCIRF. Wel heeft het Europees Parlement sinds februari een intergroep voor godsdienstvrijheid, voorgezeten door ChristenUnieparlementariër Van Daalen en zijn SP-ambtgenoot De Jong. De intergroep is de opvolger van een al langer bestaande informele werkgroep.
De USCIRF is niet alleen een praatclub, maar gaat ook daadwerkelijk de wereld in om een kijkje te nemen op plaatsen waar minderheden het zwaar hebben. Zo bezochten de Amerikanen vorig jaar onder meer Birma, een land dat langzaam de militaire dictatuur achter zich laat, maar waar een moslimminderheid, de Rohingya’s, het mikpunt is van agressie en bedreigingen.
In eigen land klinkt zo nu en dan kritiek op de effectiviteit van de USCIRF. Grootste probleem is dat het werk van de USCIRF soms botst met doelstellingen van het Amerikaanse buitenlandse beleid. Zo is de commissie al jaren kritisch over India, waar de overheid bij geweld tegen minderheden soms de andere kant op kijkt. Tegelijkertijd haalt de Amerikaanse regering op economisch en militair gebied banden met India juist aan.
De spanning tussen nobele doelen die de Verenigde Staten nastreven als het gaat om religieuze vrijheid en het buitenlandbeleid in de praktijk blijft in een zich ontwikkelend land als India niet onopgemerkt. Vanuit Indiase media wordt die dubbelheid in de koers de Verenigde Staten flink uitvergroot. En zo dreigen adviezen van de USCIRF ongewild een speelbal te worden van anti-Amerikaanse sentimenten.
USCIRF
De vrijheid van godsdienst staat wereldwijd steeds meer onder druk. Dat concludeert de Amerikaanse Commissie voor Internationale Religieuze Vrijheid (USCIRF) in haar jaarlijkse rapport, dat op 30 april werd gepubliceerd. De auteurs signaleren godsdienstig gemotiveerd geweld door IS-strijders in Irak en Syrië en wijzen op het optreden van Boko Haram in Nigeria. Ook is er aandacht voor de situatie in de Centraal-Afrikaanse Republiek en in Birma. De USCIRF vindt dat de Verenigde Staten en andere landen actie moeten ondernemen om religieuze minderheden te beschermen. Ze ziet één manier om de veiligheid van kwetsbare groepen te garanderen: „de volledige erkenning van godsdienstvrijheid als een onschendbaar mensenrecht dat ieder land, iedere regering en ieder individu volledig moet ondersteunen.” Om dat te bereiken moeten ook corruptie en economische en sociale ongelijkheid aangepakt en de rechten van minderheden gewaarborgd worden.