Overlevende Holocaust: het grote zwijgen voorbij
HERZLIYA. Ze overleefde Westerbork en Bergen-Belsen. Al vóór het einde van de oorlog kwam ze als door een wonder in Palestina terecht. Liesje Auerbach-Polak: „Ons optimisme heeft ons door de kampen gehaald.”
Ze is 93, maar dat is haar nauwelijks aan te zien. En ook in haar doen en laten toont Liesje Auerbach zich allerminst hoogbejaard. Ze is actief op Facebook en stuurt dagelijks vanuit haar kamer in tehuis Beit Juliana in Herzliya e-mails de wereld rond.
Liesje Polak groeide op in een vroom orthodox Joods gezin. Dat stempelde haar, vertelt ze. „De basis beïnvloedt je hele leven. Daar kun je altijd op terugkijken. Mijn ouders waren hardwerkende mensen. Zij gaven ons een buitengewone opvoeding die er vooral op gericht was een goed mens te worden.”
Eerlijkheid was het devies in het gezin Polak. Ze geeft een voorbeeld. „Ik had eens als kind iets gedaan wat niet door de beugel kon. Toen vader mij ernaar vroeg, zei ik dat ik het niet had gedaan. Hij nam me mee naar buiten en zei: Kijk eens naar de hemel, naar God, en vertel me dan nog eens of jij dat hebt gedaan. Dat ging te ver. Ja vader, ik heb het gedaan, zei ik.”
De oorlog zette het leven van het gezin Polak totaal op zijn kop. „Ik was nog jong, ik geloofde het niet”, vertelt Liesje. Maar de werkelijkheid was anders. „Ik was heel bang voor de Duitsers”, zegt de bejaarde Jodin. „Het heeft na de oorlog heel lang geduurd voor ik een woord Duits sprak.”
De ouders van Liesje probeerden de kinderen gerust te stellen. „Ze waren gelovig en dachten: Dit overleven we wel. Maar mijn zus Betty zei van het begin af aan: Hier komen we niet doorheen.”
Uiteindelijk dook het hele gezin onder. Maar al snel werden eerst vader en later moeder Polak gevonden en naar Westerbork overgebracht. In het najaar van 1943 was Liesje aan de beurt. Via Westerbork kwam ze in het concentratiekamp Bergen-Belsen terecht.
Over het leven in het kamp wil ze niet al te veel kwijt. Wel geeft ze een boekje over haar leven mee. Daarin beschrijft ze haar eerste indrukken in Bergen-Belsen. „De aankomst in Bergen-Belsen was als het ontwaken in een inferno. Schreeuwende, tierende Duitsers met grote, dreigende waakhonden stonden ons op te wachten. Al spoedig beseften we: dit is geen Westerbork.”
In Bergen-Belsen werd Liesje als verpleegster aangesteld. Doordat de ziekenbarak in het mannenkamp lag, sliep ze doorgaans na een nachtdienst ook daar, omdat er op de vrouwenafdeling overdag altijd herrie van kinderen was. Zo ontmoette ze haar latere echtgenoot Hans Auerbach. „Ik heb mijn man in bed leren kennen”, glimlacht ze.
Terwijl in Bergen-Belsen uiteindelijk meer dan 70.000 mensen zouden omkomen, onder wie Anne Frank en haar zus Margot, brak voor Liesje Polak de gedenkwaardige zomer van 1944 aan. „Tijdens het dagelijkse appel las de Oberscharführer een lijst met namen voor, ook die van mij. We kregen een halfuur de tijd om onze bezittingen in te pakken. Daarop bracht men ons over naar een andere barak in het kamp en daar werd ons verteld: Jullie gaan naar Palestina.”
Wat was het geval? De Duitsers hadden met de Engelsen onderhandeld over de vrijlating van een groep Duitse tempeliers die zich in de negentiende eeuw in Palestina hadden gevestigd. In ruil daarvoor zouden de nazi’s 222 gevangenen uit Bergen-Belsen vrijlaten. Dat mochten alleen mensen zijn die met een zogenaamd Palestinacertificaat konden bewijzen dat zij familie in het Heilige Land hadden. Al voor haar deportatie had Liesje zo’n document weten te bemachtigen. En dat zou haar redding blijken.
Na een lange treinreis kwam het transport in juli 1944 in Palestina aan. „Jullie zijn in Palestina, kwamen de Engelse soldaten ons vertellen. Ontroerd stonden we als één man op en hieven het Hebreeuwse volkslied Hatikva, De Hoop, aan. Nou ja, we huilden meer dan dat we zongen.”
Na een verblijf in het interneringskamp in Atlit kreeg Liesje een baan in het Hadassahziekenhuis in Jeruzalem. Tijdens een van haar avonddiensten kreeg ze een telefoontje van een neef. Die bevestigde dat haar ouders definitief dood waren verklaard. Zeventig jaar na het einde van de Holocaust blikt Liesje Auerbach terug. „Mijn leven is niet gemakkelijk geweest en het heeft me heel veel moed gekost om met mijn oorlogsverleden in het reine te komen. Dat heb ik aan mijn kleinkinderen te danken. In hen leef ik verder, want het is door hun liefdevol vragen en aanhoudende aandacht dat ik, op mijn beurt, me van het grote zwijgen ten slotte heb kunnen ontdoen.”