Opinie

Polderjihadisten zijn zo gek nog niet

Hoe graag politici en journalisten ook een verband leggen tussen jihadisme en psychiatrie, die relatie is niet aantoonbaar, stelt Jeroen Frankfoort.

Jeroen Frankfoort
14 April 2015 15:28Gewijzigd op 15 November 2020 18:10
„Opvallend is ook het aantal Britse roodharige bekeerlingen dat is afgereisd naar Syrië. De hypothese luidt dat zij door hun voorkomen al te maken hebben met uitsluiting. Toch is uitsluiting op zichzelf niet genoeg.” beeld AFP
„Opvallend is ook het aantal Britse roodharige bekeerlingen dat is afgereisd naar Syrië. De hypothese luidt dat zij door hun voorkomen al te maken hebben met uitsluiting. Toch is uitsluiting op zichzelf niet genoeg.” beeld AFP

Behandel jihadisten zoals ze zijn: als gekken, oppert Tweede Kamerlid Ronald van Raak (SP) in een recente column voor The Post Online. Hij schrijft: „Mensen met een ernstige psychische stoornis kunnen, als ze een gevaar vormen voor zichzelf en voor de samenleving, in bewaring worden gesteld en gedwongen worden behandeld. Misschien kunnen we ook polderjihadisten bij terugkeer in bewaring stellen en verplicht onderwerpen aan de-radicalisering.”

In de media, de politiek en in de publieke opinie wordt regelmatig een relatie gesuggereerd tussen jihadisme en de psychiatrie, maar is dat verband wel te leggen? Je zou kunnen stellen dat radicaliserende jongeren en masse last hebben van waandenkbeelden. Want de groep jihadisten is groot, en groeiend. Het ”Handboek psychopathologie” van Vandereycken (2008) leert ons echter dat de denkbeelden van jihadisten niet berusten op waanideeën, omdat de inhoud van dit ‘geloof’ toebehoort tot het cultuurgoed van een religieuze gemeenschap of grotere groep.

Forensisch psychiater Marc Sageman publiceerde in 2004 zijn onderzoek naar 172 profielen van salafistische moedjahedien (strijders). Van slechts vier personen stelde hij vast dat ze in hun jeugd een antisociale gedragsstoornis hadden en bij slechts één persoon was er sprake van een trauma in de jeugd. Sageman verwierp de hypothese dat er een relatie zou zijn met psychiatrische stoornissen. Dit standpunt vormt ook de internationale consensus over deze materie. Bertjan Doosje, in 2012 benoemd tot hoogleraar radicalisering, spreekt wel over een licht verband tussen depressie en de ”lone wolf”, alleen opererende terroristen als Anders Breivik en Tristan van der V. Deze eenlingen zijn moeilijk vroegtijdig op te sporen, laat staan met een inbewaringstelling gedwongen op te nemen, zoals politicus Van Raak suggereert.

Empathie

Uiteraard zijn er voorbeelden van jihadisten die in aanraking komen met de psychiatrie. De bekendste is Khalid K. ”de koppensneller” uit Almere. Verder dan een voorlopige werkdiagnose is het bij Khalid nooit gekomen: in 2011 arresteerde de politie hem op verdenking van betrokkenheid van terrorisme, maar na twee weken in de Penitentiaire Inrichting Vught werd hij vrijgelaten wegens gebrek aan bewijs. Niet veel later vertrok hij naar zijn geboorteland Irak. Daarnaast vinden er regelmatig pogingen plaats om een lone wolf als Breivik te karakteriseren, bijvoorbeeld als iemand met een narcistische persoonlijkheidsstoornis of een autismespectrumstoornis. Ook die vlieger gaat niet op: Anders Breivik is gediagnosticeerd als toerekeningsvatbaar en als zodanig ook berecht door de rechter.

Het profiel van ”de jihadist” of ”de terrorist” laat zich sowieso niet makkelijk kenmerken door psychologische trekken of standaarden uit de psychiatrische diagnostiek. Psychiatrische aandoeningen zoals autismespectrumstoornissen, narcisme en andere persoonlijkheidsstoornissen, labels die ten onrechte vaak genoemd worden bij jihadisten, laten zich bijvoorbeeld moeizaam verenigen met empathie. De ‘gemiddelde’ terrorist begint zijn radicaliseringsproces namelijk meestal met een gezonde dosis inlevingsvermogen. Niet alleen empathie voor bepaalde slachtoffers waarvoor men iets wil doen is nodig om te radicaliseren, maar juist de empathische sociale banden met naasten en vrienden zijn een cruciaal element binnen het radicaliseringsproces. Zo gaan jongeren vaak samen bij een bepaalde groep, of men treedt toe tot een bepaalde groep omdat er al empathische banden met groepsleden zijn.

Hogere verwachtingen

Zelfmoordaanslagen zijn een bijzondere vorm van terrorisme. Zelfopoffering laat zich biologisch, evolutionair en humanitair moeilijk verklaren. Zou er bij zelfmoordterrorisme sprake zijn van psychiatrische aandoeningen? Eerder ligt de oorzaak in rationele verklaringen van sociale, culturele of financiële aard. Voor veel islamitische terroristische organisaties, zoals ook Hamas en Hezbollah, geldt het martelaarschap als beloning voor de zelfmoordterrorist. De eer en het aanzien van de familie worden tevens opgekrikt. Dit klinkt als externe motivatie, en dat zien we terug in de cijfers. Toen Saddam Hussein in maart 2002 de beloning voor nabestaanden van een zelfmoordterrorist verhoogde van 10.000 naar 25.000 dollar, nam het aantal zelfmoordaanslagen in Israël flink toe.

De psychiatrie biedt dus geen houvast voor het profiel van de jihadist, maar psychologische en sociale profielen liggen ook niet voor het oprapen. Zo groeit, ondanks de net genoemde financiële motivatie, de jihadist niet op in armoede en komen Nederlandse en Belgische Syriëgangers niet per definitie uit de onderste klasse. Criminologe Marion van San doet al jaren onderzoek bij families van jongeren die naar Syrië en Irak zijn afgereisd. Zij stelt zelfs dat „goed geïntegreerde jongeren makkelijker radicaliseren dan slecht geïntegreerde.” Van San oppert dat de goed geïntegreerde jongere hogere verwachtingen heeft van de maatschappij dan de slecht geïntegreerde.

Dit klinkt controversieel, maar sluit aan bij het onderzoek van Bertjan Doosje, dat een verband laat zien tussen jihadisme en ”uitsluiting”. Opvallend is ook het aantal Britse roodharige bekeerlingen dat is afgereisd naar Syrië. De hypothese luidt dat zij door hun voorkomen al te maken hebben met uitsluiting. Toch is uitsluiting op zichzelf niet genoeg. Het wij-zij-denken is een belangrijk moment binnen het groepsproces en het dehumaniseren van de ander geeft ingang tot gebruik van geweld. Welke processen er precies verder moeten plaatsvinden om te radicaliseren tot jihadist, is niet precies duidelijk en verschilt per individu.

Kortom, er is geen aantoonbare link tussen terrorisme en psychopathologie, hoe graag politici en journalisten dat beeld het publiek voorspiegelen. Er is slechts sprake van onduidelijke psychologische, sociale en groepsdynamische aspecten, waarvan men tot op de dag van vandaag niet weet hoe deze precies zorgen dat een jongere radicaliseert tot jihadist. De kans dat de psychiater al vroeg te maken krijgt met radicaliserende jongeren zou dan ook op louter toeval berusten.

De auteur is forensisch orthopedagoog, lid van het Landelijk Platform Lokale Professionals van de NCTV en is als hogeschooldocent psychologie en psychopathologie verbonden aan Windesheim Flevoland.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer