Vergevingsgezindheid
Lukas 23:34
„En Jezus zeide: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.”
Zoals een vleselijk hart het zijn eer acht zich te wreken, zo acht een begenadigd hart het zijn eer te vergeven. De natuur zegt: Ik wil niet minder zijn dan hij. Maar genade zegt: Ik wil boven hem zijn in vergevensgezindheid.
„Het verstand des mensen vertraagt zijn toorn en zijn sieraad is, de overtreding voorbij te gaan” (Spreuken 19:11). Zo handelt het begenadigd hart in gehoorzaamheid aan de wil van God. De eigen zondige natuur neigt tot wraak. Maar de geest, die in ons woont, heeft die lust tot nijdigheid? Ja, hij geeft meerder genade.
Daarom zegt de Schrift: God wederstaat de hovaardigen, maar de nederigen geeft Hij genade (Jakobus 4:5,6). De natuur van de mens heeft lust tot nijdigheid, maar de vreze Gods overwint deze zondige neiging. Wanneer de natuur aandringt op het nemen van wraak, dan zal de zondige aard overwonnen worden door overwegingen als deze: God verbiedt mij wraak te nemen. De toorn mag bij mij niet overnachten. God heeft mij vergeven. Daarbij heeft Hij mij verboden te zondigen. „Maar zijt jegens elkander goedertieren, barmhartig, vergevende elkander, gelijkerwijs ook God in Christus u vergeven heeft” (Efeze 4:32).
John Flavel, predikant te Dartmouth (”De zeven kruiswoorden”, 1664)