Bonhoeffer wel degelijk barthiaans van inslag
Bonhoeffers ethiek heeft wel degelijk een barthiaanse basis, reageert dr. C. A. van der Sluijs.
In RD 28-3 gaat prof. dr. G. C. den Hertog in op mijn kritiek op Dietrich Bonhoeffer in RD 18-3. Hij bespreekt een aantal van de punten waarop ik mijn bezwaar zo veel mogelijk concreet had gemaakt. Maar helaas gaat hij op geen enkele wijze in op mijn grondbezwaar, dat Bonhoeffer duidelijk onder invloed stond van de Zwitserse theoloog Karl Barth. Dat punt betreft de basis van heel zijn theologisch denken en is daarom het fundamenteelst. Opponeren over losse punten heeft eigenlijk geen zin als dit niet onmiddellijk in verband gebracht wordt met mijn grondbezwaar.
Daarom ben ik in mijn artikel ook begonnen met de vraag of de gereformeerde theologie onder ons zo langzamerhand facultatief geworden is. Alsof het niet zo veel uitmaakt wat de grondstructuur van je theologie is en je net zo goed voor de gereformeerde als voor die van Barth kunt kiezen. En daar ligt mijn eigenlijke vrees vandaag. Ik had van dr. Den Hertog verwacht dat hij dit opgepakt zou hebben. De discussie is daarom wat mij betreft nog niet afgelopen.
Daadchristendom
De gereformeerde theologie maakt onderscheid tussen ”verwerving” en ”toepassing” van het heil. Het eerste is het werk van Christus, het tweede is het werk van de Heilige Geest. Dat is de grondstructuur. Maar voor Karl Barth ligt dit anders. Volgens hem is het een universele en objectieve werkelijkheid dat God de wereld met Zichzelf verzoend heeft in Christus. Daarom wordt dit het Christusmonisme (alleen door Christus) genoemd. De gereformeerde theologie spreekt hier trinitarisch (vanuit de Drie-enige God). Volgens de barthiaanse theologie is er een algemene verzoening en wij moeten ons daarvan door woord en daad bewust worden. Dat noem ik het nomistische element in zijn theologie, waarbij de toepassing van het heil door Woord en Geest op een gereformeerde wijze achterwege blijft, namelijk als een werk van de Drie-enige God.
Deze universalistische tendens beheerst ook het denken van Bonhoeffer. Ook hij spreekt over de doorslaggevende ”Wirklichkeit Gottes” (werkelijkheid van God) dat God de wereld met Zichzelf verzoend heeft in Christus. In zijn ”Ethik” zegt Bonhoeffer: „het is de doorbraak van de gestalte van Jezus Christus, die de kerk aan zich laat gebeuren of anders –als ze dat niet doet– ophoudt kerk van Christus te zijn”.
Ik acht dit in onze tijd, waarin het ”daadchristendom” allerwegen geponeerd wordt, levensgevaarlijk. Het gearriveerde geloof krijgt alle ruimte om zichzelf te verwerkelijken. Dat Bonhoeffer niet geloofde in een leven na de dood, heb ik niet gesteld. Maar wél dat dit de uiterste consequentie is van zijn theologie in spirituele zin. Dit bedoelde ik met de woorden: „de eeuwigheid verdampt en daarmee uiteindelijk ook de kerk.”
Doperdom
Mijn geachte opponent prof. Den Hertog kwalificeert de waarschuwing van wijlen dr. W. Aalders voor „de aan ketterij grenzende theologie van Bonhoeffer” als gedateerd en dus niet meer actueel. Maar hij verdisconteert daarin niet de diepgewortelde vrees van Aalders voor allerlei vormen van doperdom, waarbij het Koninkrijk van God reeds nu zo veel mogelijk gestalte moest krijgen.
Met dezelfde kracht waarmee de Reformatie zich keerde tegen Rome, verzette zij zich ook tegen dit doperse denken en doen. De zeer luthers georiënteerde Aalders zag dit gevaar op allerlei wijzen weer terugkomen. Vandaar zijn vrees voor Bonhoeffer. Alles wordt nieuw, de hemel en de aarde. Dat is zeker waar. Maar wel op zo’n wijze dat dit hier en nu niet is te programmeren. Wij doen de toekomst van God niet komen, dat doet Hij!
Als het heil niet trinitarisch wordt gestructureerd, treedt er een nomistisch element in werking, waardoor de woorden ”genade” en ”geloof” een andere inhoud krijgen. En als vanzelf de Wet vóór het Evangelie treedt, waardoor het laatste in wezen en in werkelijkheid vertreden wordt.
De boeken van Bonhoeffer mogen gelezen worden (vooral zijn boek over ”Verborgen omgang” is aan te bevelen), maar met onderscheid. Wie de neolutheraan Bonhoeffer niet verstaat tegen zijn barthiaanse achtergrond, krijgt of geeft van hem eventueel een vertekend beeld.
De auteur is hervormd emeritus predikant.