Kerk & religie

Weer Galilea

Mattheüs 26:32

Meinardus Antonides
17 March 2015 08:06Gewijzigd op 15 November 2020 17:26

„Maar nadat Ik zal opgestaan zijn, zal ik U voorgaan naar Galilea.”

Opdat Jezus’ apostelen –tenminste achteraf– uit hun droevige en zondige verzoekingen en zware val weer mochten opgebeurd en hersteld worden, doet de meedogende Heiland deze troostrijke voorzegging: Ik zal U voorgaan naar Galilea. Dan zal Ik, de goede Herder, Mijn hand tot de kleinen wenden (Zacharias 13:7). Alsof Jezus tot hen zei: Deze treurige verzoekingen zullen eens een einde nemen. Hoewel u, mijn lieve apostelen, deerlijk zult vallen en zo zwaar tegen Mij zult zondigen, nochtans: Ik zal u geen wezen laten; Ik kom weder tot u (Johannes 14:18).

Ik blijf uw machtige, goedertieren en getrouwe Herder, de grote Opziener van uw zielen, tot Wie u bekeerd bent (1 Petrus 2:25). Steun niet op uzelf, maar op Mij, uw liefdevolle en algenoegzame Zaligmaker. Want ook als u zich in veel opzichten trouweloos tegenover Mij gedragen hebt, zelfs wanneer Ik, uw Herder, om uw zonden terneergeslagen word door het wraakzwaard van God, werp uw geloof en hoop op Mij dan toch niet weg.

Ik, uw Overste Herder en Heiland, zal weer opstaan van de doden. Ik zal u, Mijn verstrooide en verjaagde schapen, weer bijeenbrengen en tot Mij vergaderen, om het zwakke te sterken, het kranke te helen en het afgedwaalde weer terecht te brengen (Ezechiël 34:16).

Meinardus Antonides,

predikant te Onderwierum en Westerdijkshorn

(”Schriftmatige verklaring”, 1753)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer