Oud-leerling, docent en vader Henk van Grol over veertig jaar Van Lodenstein College
Het Van Lodenstein College in Amersfoort bestaat veertig jaar. De school houdt vandaag een reünie. In het gebouw waar het allemaal begon: het voormalige klooster Sint-Louis aan de Stichtse Rotonde. Drs. Henk van Grol (50) is oud-leerling, leraar, decaan en vader van vier ‘Lodensteiners’. „Natuurlijk klierden wij weleens, maar we waren toch wat gezeglijker dan de leerlingen nu.”
TOEN
In 1976 kwam ik als vwo-leerling op de Lodenstein, twee jaar na de start van de school. Ik reisde elke dag met de trein van Apeldoorn naar Amersfoort. Later verhuisden mijn ouders naar Barneveld en ging ik op de fiets. Anderhalf uur heen, anderhalf uur terug. Ik herinner me een gezellige, warme school. Het grote gebouw en de enorme sportvelden eromheen overrompelden. Je verdwaalde er gemakkelijk. En je kon in de gang zomaar een pater tegenkomen, die was overgebleven van de voormalige kloosterschool.
M’n eerste les was Engels; van Den Dekker. Ik had het vak nog nooit gehad, maar hij sprak Engels vanaf het allereerste begin. Hij gebruikte een onwaarschijnlijk moeilijk lesboek. Den Dekker was enthousiast. Alle docenten gingen er voor. Er was wel verschil. Je had leraren die net van de universiteit kwamen en het lesgeven nog moesten leren. Anderen hadden de overstap van de lagere school naar het voortgezet onderwijs gemaakt. Die hadden orde.
We maakten excursies. We gingen bij het vak Nederlands naar de boekenbunker van Jacob Overeem in Voorthuizen. We zijn naar de Tweede Kamer in Den Haag geweest en we hadden studiedagen. Alleen liepen we niet in excentrieke galakleding, zoals de leerlingen nu doen.
Godsdienst kregen we van De Jager. Hij gaf gedegen Bijbels onderwijs. Economie hadden we van Van Dijk; een man die zijn vak ruim opvatte. Hij behandelde het onderwerp borgstelling en vertelde intussen over de Borg met een hoofdletter. Zulke dingen vergeet je niet.
Tijdens mijn studie Nederlands liep ik stage op de Lodenstein. Ik was de enige van mijn groep die dat wilde, want de Lodenstein werd op de universiteit in Utrecht afgeschilderd als een zwaar gereformeerde school. Uiteindelijk ging een lutherse studievriend met me mee. Wat me opviel, was het hoge niveau bij het vak Nederlands. Leraren als Eerbeek, Kooijmans en Mulder trokken er hard aan.
Na mijn studie heb ik eerst op de Gomarus in Gorinchem lesgegeven. In 1998 ben ik overgestapt naar de Lodenstein. Ik kwam als oud-leerling binnen, maar heb daar nooit last van gehad. Ik sprak alle collega’s, ook die ik zelf als leraar had gehad, met de voornaam aan. Alleen bij directielid Dijkgraaf heeft het lang geduurd. Hij was voor mij een soort icoon.
NU
Als leraar kwam ik in de nieuwe Lodenstein, op hetzelfde terrein als het oude gebouw, terecht. Het is een strak, modern, functioneel gebouw, maar het heeft niet de sfeer van het oude. Het nieuwe heeft leshuizen per vak. Dat gaan we veranderen. Komende tijd is er een flinke interne verbouwing. We stappen over op leshuizen per team met verschillende vakken bij elkaar. In het midden komt een open leercentrum. De leerlingen hoeven straks minder te lopen.
Vrij snel nadat ik op de Lodenstein begon als docent, werd het studiehuis in de bovenbouw van havo/vwo ingevoerd. Het vak Nederlands moest inleveren. De verplichte literatuurlijst ging terug van 25 boeken naar 16. De docent werd coach op afstand. Gelukkig komen we terug van die verandering en is er weer meer aandacht voor kennisoverdracht en de rol van de leraar daarbij.
De leerlingen nu hebben een andere mentaliteit dan in mijn schooltijd. Natuurlijk klierden wij weleens, maar we waren toch wat gezeglijker. Tegenwoordig zijn de leerlingen erg vrij, erg open. Ze zeggen wat ze denken. Als leraar groei je daarin mee. Ook het onderwijs is veranderd. Vroeger moesten we bij maatschappijleer zeven bezwaren tegen euthanasie opschrijven. De docent dicteerde ze gewoon. Tegenwoordig organiseer je een groepsdiscussie en laat je de leerlingen zelf de bezwaren ontdekken. Dat vind ik geen verkeerde ontwikkeling.
Naast Nederlands geef ik culturele en kunstzinnige vorming. We laten de leerlingen bij dat vak kennismaken met literatuur, muziek, beeldende kunst en cultureel erfgoed. Pas in havo-4 en vwo-5 doen we film, theater, dans en drama. Die liggen gevoelig in reformatorische kring, en terecht. Ik schrik ervan wat jongeren tegenwoordig allemaal beluisteren en bekijken. Natuurlijk ga ik met hen in gesprek, maar ik maak me zorgen over het effect ervan.
Sinds 2000 gaan m’n eigen kinderen naar de Lodenstein. Ik heb ze nooit in de klas gehad, daar zorg ik voor. Dat vinden zij én ik prettiger. Aan tafel thuis hoor ik verhalen over school. Door die verhalen ga ik soms anders naar collega’s kijken, maar ik laat dat op school nooit merken. Op ouderavond wil ik van collega’s eerlijk horen hoe het met mijn kinderen gaat.
STRAKS
Het is een voorrecht om reformatorische scholen te hebben, maar beseffen we dat nog? Het lijkt steeds gewoner te worden. De scholen zijn niet opgericht om de refozuil flink te verstevigen, maar uit zorg voor onze kinderen, zodat ze eerlijk, Bijbels onderwijs krijgen. Er wordt van buitenaf en binnenuit flinke druk op de scholen uitgeoefend. Ik hoop dat ze niet van kleur verschieten en dat het behoudende deel van de reformatorische achterban zich thuis blijft voelen op onze scholen. Ik had een klas met twee leerlingen uit verschillende woonplaatsen, maar beiden van de Gereformeerde Gemeenten. Ze waren het in veel dingen niet met elkaar eens. Denken we in de achterban nog wel hetzelfde over wezenlijke zaken?