Sytze de Vries op CLO-dag: „Psalmen moet je ook zien” (fotoserie)
De Bijbel in Gewone Taal kiest te veel voor begrijpelijkheid ten koste van de poëzie, vindt dichter-predikant Sytze de Vries. Hij noemde dat zaterdag in Utrecht zelfs „een gebrek aan geloof in de kracht van het beeld.”
Tijdens de jaarlijkse studiedag van het Christelijk Literair Overleg (CLO) sprak De Vries, die als dichter meewerkte aan het nieuwe Liedboek, over beeldspraak in de psalmen. „Juist bij de psalmen hebben we beide hersenhelften nodig, en al onze zintuigen. Psalmen kun je lezen, bemediteren, zingen, maar je moet ze ook zien.”
Hij gaf het voorbeeld van de sterrenhemel in Psalm 8: „Ik zat ooit tot 3 uur ‘s nachts te worstelen met mijn preek, ik kwam maar niet verder. Tot ik dacht: Het enige wat erop zit, is doen wat de tekst zegt: naar buiten gaan en kijken. Dus daar stond ik in de donkere pastorietuin, en ik keek naar de maan en de sterren. Dan ervaar je wat de psalmist bedoelt als hij zegt: „Wat is dan de mens?”
Of, een ander voorbeeld, ooit was ik in een verlaten kerkje waar tientallen vogeltjes heen en weer vlogen. Ze hadden hun nesten gebouwd in de absis, en elke dag vierden ze daar hun eigen eredienst, met al die kleine piepjes bij elkaar als lofzang. Daar werd werkelijkheid wat Psalm 84 zegt.”
Een psalm is poëzie, en poëzie „deelt een emotie mee, drukt die emotie uit, is die emotie zelf. Je ziet vergezichten die ver overstijgen wat voor ogen is. Dat is niet in begrijpelijke, prozaïsche woorden te vangen, maar alleen in beelden uit te drukken. Gelijkenissen maken zichtbaar wat onzienlijk is.”
Het is de reden waarom De Vries moeite heeft met de Bijbel in Gewone Taal. „In de verantwoording van die vertaling las ik dat men regelmatig afgezien heeft van de weergave van beelden, en ervoor gekozen heeft om de betekenis te omschrijven. Alsof de tekst daardoor begrijpelijker zou worden! Zo’n keuze is de doodssteek voor de poëzie, en komt voort uit een tekort aan geloof in de kracht van het beeld.”
Neem de manier waarop de mens beschreven wordt in de psalmen. „In Psalm 1 begint het al met het beeld van de rechtvaardige als een groene boom, tegenover de goddeloze (en dat betekent niet ”de buitenkerkelijke”, maar ”de boosdoener”). Of neem de bedreigde mens, de in de grond getrapte mens die in Psalm 22 klaagt: Ik ben een worm – en dan moet je zo’n beestje eerst zien kronkelen, voor je verder leest. Of de zoekende mens, zoals in Psalm 42: een hert dat schreeuwt naar water.”
Poëtische taal is gelaagd, niet eenduidig. Woorden krijgen in poëzie een rijkere en diepere en complexere betekenis dan ze in het dagelijks leven hebben. De Vries: „De psalmen hoeven helemaal niet op het eerste gezicht begrijpelijk te zijn. Als we alles gelijk begrepen, zouden we het boek snel uit hebben en dicht kunnen doen. We moeten de psalmen maar laten wat ze zijn. De vraag is niet alleen: „Verstaat ge wat ge leest?” maar ook „Ziet ge wat ge zingt?””
Roeland Smith, die als componist en dichter meewerkte aan het project ”Psalmen voor nu”, gaf het publiek praktisch inzicht in het tot stand komen van een berijming. Hij koos daarvoor Psalm 83, vol namen van heidense volken, door wie de psalmdichter zich bedreigd voelt en om wier ondergang hij bidt. „Ik wist meteen: dat vinden veel mensen niet direct een fijne samenzangpsalm.”
Smith, die de nieuwe muziek bij Psalm 83 maakte terwijl dichter Menno van de Beek zich met de tekst bezighield, dacht meteen aan negrospirituals. „Die zijn eenvoudig, maar ze schrikken niet terug voor moeilijke of onbegrijpelijke woorden. En ze hebben óók iets van troost en iets van boosheid tegelijkertijd. Daar hebben wij ons door laten inspireren.”
Van de Beek en Smith kozen ervoor om alle moeilijke woorden en beelden gewoon te laten staan. „We hebben alle heidenvolken opgesomd in de tekst, al die vreemde, boze, vijandige namen, en daar een slavenmelodie onder gezet.” Smith zingt het resultaat voor, en het publiek zingt voorzichtig mee: ”U kunt toch, God, niet zwijgen, onverschillig zijn?”
Na de dichters van nu is het woord aan de traditie. Theoloog en docent klassieke talen en godsdienst Wim van der Aa houdt een vurig pleidooi voor het ouderwets uit je hoofd leren van psalmverzen. Zijn eigen leerlingen, van wie het grootste deel dat helemaal niet gewend is, bleken het prachtig te vinden. „Psalmen geven rust en troost, juist als het erop aankomt, in moeilijke tijden, bij ziekte en dood, telkens ruisen weer die oude regels.”
Van der Aa maakte dat zelf mee bij zijn moeder, die ziek werd toen hij 8 jaar was en stierf toen hij 18 was. „Zij gaf zich over, zonder meer, aan de psalmen als het betrouwbare Woord van God. Dat is de eerste reden waarom die oude regels haar zo veel rust en troost gaven. Voor haar, voor ons, voor heel haar omgeving stond het vast: dit zijn geen woorden van mensen, maar rechtstreeks van God. Daar kun je je aan overgeven.”
Dat laatste wordt misschien wel extra voelbaar in de langzame, gedragen manier van zingen. „Daar zit iets in van: laat maar, laat maar los. Dat oude zingen is op zichzelf al een vorm van overgave. Psalmen leiden je het geloof binnen, nog voordat je zelf het geloof ermee uitdrukt. Ze laten je ervaren wat een geschonken geloof is.”
Daar komt bij dat de psalmen het geloofsleven in al zijn verscheidenheid laten zien. Van der Aa: „In de psalmen zit alles: blijdschap, verdriet, hoop, opstand. Je ziet er de veelvormigheid van de geloofsgestalten – én de ongestalten. Ik voel me bij Psalm 83 niet lekker, en bij Psalm 137 ook niet. Maar ook dat is het bevindelijke geloofsleven. Het gaat niet altijd over de hoofdwegen en de makkelijke wegen en de paarse heide waar Jezus als de Goede Herder over je waakt. Soms zint het ons juist helemaal niet.”
Dat alles maakt dat het belangrijk is om de psalmen te kennen, met hoofd en hart. Daarbij pleit Van der Aa voor herstel van „een zekere eenheid tussen kerk en huis en alles wat zich daar tussen bevindt. Ik heb geen bezwaar tegen andere vormen, maar de psalmen zijn het waard dat ze geleerd worden.”
Tijdens de CLO-dag, die dit jaar helemaal in het teken van de Psalmen stond, konden de ongeveer vijftig bezoekers niet alleen luisteren naar lezingen die het onderwerp vanuit diverse invalshoeken belichtten. Ze konden ook genieten van het orgelspel van Willeke Smits, meezingen met de psalmen in diverse berijmingen, luisteren naar de kleine cantorij onder leiding van Karel Demoet. En ze konden al hun vragen stellen tijdens de workshops waarin vertalers, berijmers en musici dieper ingingen op de problemen en uitdagingen van hun vak.