Wederliefde
Mattheus 26:30
„En als zij de lofzang gezongen hadden, gingen zij uit naar de Olijfberg.”
Jezus is uitgegaan naar Gethsemané, na het houden van het eerste heilig avondmaal. De getrouwe Zaligmaker wil Zijn discipelen op het duurste verplichten tot een heilige en bestendige wederliefde. Door die heilige lofzang wekt Hij hun gemoederen daartoe op.
O, die Jezus, Wiens liefde drong om door Zijn dood een genadetestament op te richten voor Zijn arme uitverkorenen. Dezelfde liefde drong Hem om Zijn gelovigen daarvan een troostrijke verzegeling te geven voor Zijn dood, te weten Zijn heilig avondmaal. En nog kon de liefdevolle Heiland Zich niet afscheiden van Zijn beminde leerlingen. Johannes verhaalt dat hij hen eerst nog heerlijke leringen en dierbare vertroostingen meegeeft. Daarna heiligde Hij Zichzelf in het gebed en droeg hen als hun grote Hogepriester op aan God. Zo had Hij Zijn lieve apostelen en al Zijn uitverkorenen aan Zijn hemelse Vader aanbevolen in het Hogepriesterlijk gebed (Johannes 17).
Daarop wijst Johannes (Johannes 18:1): „Jezus, dit gezegd hebbende, ging uit.” Dus toen, na zo veel tere liefdezorg voor de Zijnen, ging Jezus uit tot Zijn bang strijdperk. Nochtans –wat een gebrek aan liefde in de apostelen– zouden de eigen leerlingen en lievelingen van Jezus zo veel zwakgelovigheid en ontrouw betonen. Allen werden aan Hem geërgerd, ook in deze nacht.
Meinardus Antonides, predikant te Onderwierum en Westerdijkshorn
(”Schriftmatige verklaring”, 1753)