Broederliefde
1 Johannes 3:14a
„Wij weten dat wij overgegaan zijn uit de dood in het leven, dewijl wij de broeders liefhebben.”
Ook echte liefde tot de heiligen is een bron van verzekering, en dit is een bron die nooit uitdroogt. Deze bron is in de zwakste alsook in de sterkste heiligen. „Wij weten dat wij overgegaan zijn uit de dood in het leven, dewijl wij de broeders liefhebben. Die zijn broeder niet liefheeft, blijft in de dood.”
De apostel zegt niet: „Wij denken, wij hopen dat wij uit de dood in het leven zijn overgegaan”, maar: „Wij weten dat wij zijn overgegaan uit de dood in het leven, dewijl wij de broeders liefhebben.” Liefde tot de broeders is niet de oorzaak van ons overgaan uit de dood tot het leven –dat is van de natuurstaat tot een geestelijke staat, van de hel tot de hemel– maar het is er een bewijs van. Ik erken dat het zeer droevig is om te zien hoe deze kostelijke stroom van liefde in velen is opgedroogd.
Er was oudtijds een spreekwoord: ”homo homini deus”. Dat betekent: een mens is een god voor een mens. Maar nu mag werkelijk worden gezegd: ”homo homini daemon”: een mens is een duivel voor een mens. Hij die geen liefde tot zijn broeders heeft, mist een van de liefelijkste bronnen waaruit verzekering voortvloeit. Ik zou niemand een erger hel toewensen dan te leven en de geliefden Gods niet lief te hebben.
Thomas Brooks, predikant te Londen (”De hemel op aarde”, 1657)