Liefdesband
Hooglied 2:16a
„Mijn liefste is mijn en ik ben Zijn.”
God heeft Zijn volk lief en Zijn ingewanden van medelijden zijn nog even sterk jegens gelovigen van deze tijd, als zij ooit waren jegens gelovigen van ouds. Het is nu evengoed tot eer van God om Christus te verheffen, de mond van de goddelozen te stoppen en het hart van de rechtvaardigen te verblijden en voor God in deze tijd verzekering te geven zoals het voor God was om het vroeger te geven.
God heeft Zich door belofte verbonden, Zijn volk te verzekeren van hun gelukzalige en gezegende staat. „De Heere zal genade en eer geven, Hij zal het goede niet onthouden degenen, die in oprechtheid wandelen” (Psalm 84:11). Indien Hij het goede niet wil onthouden, dan wil Hij zeker niet altijd verzekering onthouden, die het grote goed is, de enige, de voorname, de bijzondere zaak die gelovigen zoeken.
Wij lezen: „Maar zij zullen weten, dat Ik, de Heere, hun God, met hen ben, en dat zij Mijn volk zijn, het huis Israëls, spreekt de Heere Heere. U nu, o Mijn schapen, schapen Mijner weide! u bent mensen, maar Ik ben uw God, spreekt de Heere Heere” (Ezechiël 34:30, 31). Ook lezen wij: „Die Mijn geboden heeft en dezelve bewaart, die is het die Mij liefheeft; en die Mij liefheeft zal van Mijn Vader geliefd worden; en Ik zal hem liefhebben en Ik zal Mijzelf aan hem openbaren” (Johannes 14:21).
Thomas Brooks,
predikant te Londen
(”De hemel op aarde”, 1657)