„Heil komt eenzijdig bij Hem vandaan”
„God openbaart zich in Zijn Woord op verschillende plaatsen als de Almachtige. Dat betekent echter niet dat Hij tot alles in staat is, in de zin dat je nooit weet wat je aan Hem hebt. God is geen tovenaar.” Dr. G. van den Brink, universitair docent dogmatiek aan de Universiteit Leiden, hield woensdag een lezing voor de studentenvereniging CSFR in Rotterdam.
Het Rotterdamse dispuut Ichthus organiseert dit jaar een aantal lezingen rond het jaarthema ”Over de eigenschappen van God”. In een derde lezing hierover sprak dr. G. van den Brink over Gods almacht en rechtvaardigheid.
„God is niet gebonden aan onze menselijke logica. Niet alle vermogens kunnen wij aan God toeschrijven. Hij kan bijvoorbeeld niet liegen”, aldus dr. Van den Brink. Vervolgens gaf hij aan dat God Zich ook bekendmaakt als de rechtvaardige, terwijl de huidige mens God veeleer afschildert als onmachtig en onrechtvaardig. Hij onderstreepte dat het een verrassende ervaring is dat de Heere in situaties heel beslissend kan ingrijpen.
Dat Gods almacht geen tegenstelling vormt met onze verantwoordelijkheid, is volgens de lector terug te voeren op het feit dat macht niet een soort substantie is, waarvan zou gelden: als de een het heeft, heeft de ander het niet. „Bij het spreken over Gods almacht in de genadeleer luistert het heel nauw”, zo betoogde hij. „Het ligt niet in onze macht om het heil naar ons toe te trekken. Dat komt eenzijdig bij God vandaan.”
Ook wil Van den Brink Gods almacht niet los zien van Zijn daden. God is ook rechtvaardig. „Om Gods rechtvaardigheid en goedheid goed te verstaan, moeten we goed bijbellezen”, zo zei hij. Hij bedoelde daarmee dat de verschillende oudtestamentische geschiedenissen op een goede manier geïnterpreteerd moeten worden. „Er zit een historische gelaagdheid in de geschiedenis, die door Calvijn Gods accommodatie wordt genoemd. God past Zich aan aan de cultuur van Israël. Zo openbaarde Hij zich bijvoorbeeld in stenen, in bomen of in het lot dat werd geworpen. Later openbaart God Zich in het spreken van de profeten en nog weer later in Zijn Zoon.”
Volgens dr. Van den Brink dacht Israël aanvankelijk collectief: de enkeling is per definitie deel van een groter geheel. Dat grotere geheel kan worden betrokken in een straf. Als voorbeeld noemde hij de geschiedenissen rond Achan en Korach, Dathan en Abiram. Later in de geschiedenis wordt ieder persoonlijk verantwoordelijk en wordt de collectiviteit doorbroken. „Zo worden we meegenomen in een weg die God met Israël gaat”, aldus dr. Van den Brink. „Aanvankelijk is polygamie geen probleem en is de vrouw geheel ondergeschikt aan de man. Later gaat Genesis 2 de doorslag geven en zegt Paulus dat in Christus noch man noch vrouw is. Het openbaringshandelen van God geeft dan hoe langer hoe meer de norm aan.”
Vragen over Gods almacht en Zijn goedheid in relatie tot het probleem van het kwaad en het lijden zijn volgens Van den Brink sneller gesteld dan beantwoord. „Je kunt Gods almacht ontkennen, Zijn goedheid of rechtvaardigheid ontkennen of zelfs de realiteit van het kwaad ontkennen”, zo zei hij. „Alle drie de mogelijkheden geven echter een schrale troost. Wanneer je je leven niet meer in Gods hand kunt leggen, is de bodem onder je geloof weggeslagen.”
De Leidse lector legde de vinger bij het gezegde ”niet klagen maar dragen”. Dat is volgens dr. Van den Brink meer een stoïcijnse dan een bijbelse uitspraak. „In het besef dat wij mensen voor God nergens rechten op kunnen laten gelden, mogen we zien hoe God het kwaad heeft overwonnen en weggedragen. In het lijden dat wij ondergaan, kunnen we terugvallen op de beloften van God.”