Kerk & religie

In gesprek met een ongelovige broer

ROTTERDAM. Een gesprek met je ongelovige broer per mail? Het is aan te bevelen, vindt dr. At Polhuis, maar ook knap lastig. Hij ging met zijn broer Peter in discussie over tal van geloofskwesties en publiceerde dat in een boek. „Ik moest concluderen dat het geloof niet rationeel inzichtelijk is te maken.”

Klaas van der Zwaag
3 February 2015 19:05Gewijzigd op 15 November 2020 16:23
Gebroeders Polhuis. beeld Rob Kamminga
Gebroeders Polhuis. beeld Rob Kamminga

At (1946) en Peter (1949) groeiden op in een –volgens hen– tolerant christelijk milieu. At Polhuis ging theologie studeren en raakte vooral geïnteresseerd in het raakvlak van kerk en samenleving en werd protestants predikant in Rotterdam. Zijn broer Peter studeerde sociale wetenschappen en koos voor een carrière in het openbaar bestuur. Op 15-jarige leeftijd zei hij de kerk vaarwel. „Het was tijdens een vakantie op de Veluwe dat ik dacht: ik geloof het niet meer.”

Onder de titel ”Geloof in dialoog! Een gesprek over het kennen van God” (uitg. Boekscout.nl) voeren beide broers –zo nu en dan pittige– theologische gesprekken over religie en geloof, God, Jezus, openbaring en ervaring en de plaats van de Heilige Schrift. De insteek was positief: uitgaan van wat je al dan niet gelooft, niet de ander bekritiseren of willen ‘bekeren’.

Het voordeel van e-mail is dat er gelegenheid was om de bijdragen zorgvuldig te formuleren en oudere nog eens over te lezen. Het werd een correspondentie die in 2006 begon en tot 2013 duurde. Er zaten soms maanden tussen. De beide broers –wonend in Rotterdam en Leeuwarden– ontmoetten elkaar in tussentijd regelmatig, maar spraken toen niet over de inhoud van hun e-mails.

At Polhuis typeert zichzelf vanaf het begin van zijn carrière als „een zoekende en aarzelende dominee.” Vorig jaar heeft hij in zijn boek ”Een feestelijk geloof” (uitg. Boekencentrum, Zoetermeer) rekenschap afgelegd van veertig jaar preken en geloven. De kernboodschap ervan: God komt in de drie bepalende feesten van Kerst, Pasen en Pinksteren bevrijdend naar mensen toe als God vóór, mét en ín ons. Zo leren we God kennen Die de mens zin en leven geeft in de zinloosheid van het bestaan. Vanwege zijn eigen verlegenheid over de geloofszaken heeft At Polhuis „het actieve leven van het diaconaat opgezocht”, schrijft hij.

At Polhuis staat vooral open voor het verrassende van God. We kunnen –de predikant laat zich vooral door Karl Barth inspireren– God niet in de vingers krijgen, noch over Hem beschikken. De Schrift getuigt betrouwbaar van God, maar altijd moet het kerkelijk spreken kritisch getoetst worden omdat het een menselijke onderneming is en het gevaar dreigt dat geloof een projectie wordt van eigen idealen.

Het benoemen van God als de vreemde en onkenbare spreekt zijn onkerkelijke broer Peter aan. Maar waarom laten we ons niet blijvend verrassen door de goddelijke ervaring, zo zegt hij, als datgene wat het menselijke ontstijgt? God is de volstrekte onbekende en niet menselijk te verklaren ervaring, reageert Peter. „En daar moet het dan ook, wat mij betreft, bij blijven.”

Voor At is het belangrijk dat God Zich ten diepste heeft geopenbaard in Jezus. In Hem hoort hij de vreemde stem die hem persoonlijk aanspreekt. Ook buiten Jezus werkt Gods Geest, geeft hij zijn broer Peter toe, maar dat betekent niet dat er verschillende wegen tot het heil zijn. Toch: „Jezus is uniek maar niet exclusief.”

Aan het eind van de lange briefwisseling moet At concluderen dat het onmogelijk is het geloof rationeel inzichtelijk te maken. „Ik wist het, maar nu weet ik het echt”, schrijft hij. Hij kan alleen getuigen van de ontmoeting met Jezus, „mijn toekomst en mijn verleden”, zo sluit hij af.

Welke les kunt u uit deze dialoog trekken?

At Polhuis: „Dat het uiteindelijk niet is gelukt om je geloof rationeel duidelijk te maken. Misschien dat het een ander wel lukt, in mijn geval werkte dat dus niet. We zijn ver gekomen in een wederzijds begrip, er was een welwillendheid en begrip voor waar je staat en gelooft. Maar je blijft in twee werelden steken.”

Waar ligt dat dan aan?

„Wist ik dat maar!”

Je zou zeggen: uiteindelijk blijft alleen het getuigenis over.

„Dat is waar, al geloof je ook met je verstand. Daar heb ik ook gebruik van gemaakt. Wie zijn geloof niet kan uitleggen, heeft het uiteindelijk niet over de God van het christelijk geloof. Maar uiteindelijk is: je hoort Zijn stem of je hoort die niet.”

Is het uiteindelijk bij de ander niet: je wílt het niet zien?

„Nee, dat zou betekenen: je weet het wel, maar je doet het niet. Mijn broer kón niet geloven. Het kwam in het gesprek met hem niet verder dan: het is interessant wat je zegt over Jezus, Hij is zeker inspirerend maar Hij blijft voor mij in een lange rij van inspirerende figuren. Dat Jezus uniek is, is een stap te ver. Mijn broer blijft een toeschouwer die alles openhoudt.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer