Ali hoort er helemaal bij; nog wel
HARDERWIJK - Wat doen zijn klasgenoten als Ali terug moet naar Syrië? „Huilen.” Hoort Ali er helemaal bij? „Ja”, klinkt het in koor. Ali, een 12-jarige asielzoeker, zit in groep 7 van de Willem-Alexanderschool in Harderwijk. De kans is groot dat Ali, zijn ouders, broertjes en zusjes, het land uit gezet worden. Het gezin is uitgeprocedeerd. Een advocaat studeert op de laatste mogelijkheid om een verblijfsvergunning te regelen. Meester Martin: „De kans dat het lukt, is minder dan 1 procent.”
Het verzet tegen de pardonregeling van minister Verdonk groeit met de dag. Ook de Algemene Onderwijsbond (AOb) zingt mee in het protestkoor. De grootste onderwijsbond vraagt aandacht voor de schoolgaande kinderen van de asielzoekers die nu, na jarenlange onzekerheid, weten dat ze buiten de boot vallen. De kinderen hebben hun plek in de klas, spreken meestal goed Nederlands, zijn vaak met veel energie van de juf of meester bijgespijkerd en laten vriendjes en vriendinnetjes straks verbijsterd achter. Déze kinderen het land uitzetten, is een menselijk drama. Hun leven wordt vergooid, aldus de AOb.De protestants-christelijke ”Willem-Alexander” in Harderwijk telt vijf kinderen uit één asielzoekersgezin, de familie Hammo. Vijf jaar geleden vluchtten de ouders met hun kroost uit Syrië, omdat hun leven als Koerd daar niet veilig was. Via Turkije, waar het vijfde kind werd geboren, belandde het gezin in Nederland, in het asielzoekerscentrum Zeewolde. In de zomer van 2002 werden ze op straat gezet, omdat ze uitgeprocedeerd waren. Op dat moment bood de gereformeerd vrijgemaakte kerk in Harderwijk noodhulp aan.
De van oorsprong islamitische, maar nu christelijke familie bewoonde in korte tijd een vakantiehuisje, een stacaravan, een boerderijtje en een flatje. Tussendoor ging het gezin naar het aanmeldcentrum Ter Apel om een nieuwe asielprocedure aan te vragen. „Toen ze daar aankwamen, konden ze direct weer terug”, vertelt Martin van der Wal, leerkracht van de Willem-Alexander. „Ze hadden niet de juiste papieren bij zich.”
Ooit stond het Syrische gezin urenlang onder het viaduct bij de afslag Harderwijk, bij gebrek aan onderdak. Een passerende Koerdische familie ontfermde zich over hen. Ook een juf van school nam het gezin tijdelijk in huis. Op dit moment woont de familie Hammo in een bungalowtje op het park Verscholen Dorp tussen Harderwijk en Ermelo. Daar kan het gezin tot 31 maart blijven. De huur wordt betaald uit giften die de Willem-Alexander inzamelt onder ouders, bedrijven en kerken. Van dat geld kan de familie ook boodschappen doen. Sommige gevers leven op een andere manier mee. Zo kreeg het gezin zeven fietsen cadeau.
Terug naar Syrië is absoluut geen optie voor de familie Hammo, stelt Van der Wal beslist. Samen met een collega coördineert hij de acties ten behoeve van het gezin. „Als vader Hammo in zijn geboorteland aankomt, wordt hij direct opgepakt, omdat hij lid was van een verboden Koerdische partij. Het kan ook zijn dat Syrië het gezin niet wil hebben, omdat het destijds gevlucht is. Door Nederland uitgezet, door Syrië geweigerd; daar moet je ook niet aan denken.”
De kinderen Hammo -Ali (12), Hamoedi (10), Achmed (9), Hiba (7) en Djengé (5)- zijn helemaal ingeburgerd op de Willem-Alexander, aldus Van der Wal. In de personeelskamer vertelt Ali dat hij het „fijn” vindt op school en „veel vriendjes” heeft. De vraag of hij zich iets van Syrië herinnert, blijkt te veel. Huilend vertelt Ali hoe zijn vader een jaar moest onderduiken en zijn moeder werd mishandeld door de geheime politie.
Het overhaaste vertrek vanuit Harderwijk naar het aanmeldcentrum Ter Apel herinnert de pientere, Syrische knaap zich nog goed. „We werden ’s avonds om 10.00 uur gebeld dat we de volgende morgen om 9.00 uur klaar moesten staan. We konden niet eens afscheid nemen van school.” Van der Wal: „Een juf heeft nog gauw de schriften thuisgebracht.” ’s Maandags stonden de kinderen Hammo weer op school. Ali: „Iedereen was verbaasd.”
Terwijl vier van de vijf Hammootjes -Djengé is ziek- op de foto gaan, reageert groep 7, de klas van Ali, op het dreigende vertrek van hun groepsgenoot. Huilen zullen ze, als het zover is, want Ali hoort er helemaal bij. Of hij toch niet een beetje anders is? „Nee hoor, net als wij allemaal.”
Soms vertelt Ali iets over Syrië. Een meisje: „Zijn oma had een ezeltje en daar reed hij wel eens op.” Een jongen: „Toen ze in Turkije waren, werden ze het land uitgesmokkeld in een vrachtwagen.” Als Ali ooit weg moet, zullen zijn klasgenoten hem overladen met cadeautjes: pasfoto’s, een vriendenboek, zelfgemaakte kaarten en een knuffelbeer. Dat laatste aandenken ligt al in de kast. Natuurlijk hopen de kinderen dat de beer er nooit uitgehaald hoeft te worden. „Ali moet hier blijven.”
Zeker Maaike vindt dat. „Maaike is het vriendinnetje van Ali. Ze hebben verkering.”