Cultuur & boeken

Honderdjarige jonkheer Van Breugel stelt herinneringen te boek

Willem van Breugel, staat er onder het woord vooraf in zijn biografie. Maar daarmee is niet alles gezegd. Jonkheer Willem François Clifford Kocq van Breugel, heet de bewoner van De Kamphoeve in Doorn. De 100-jarige heeft zijn levensgeschiedenis te boek laten stellen.

L. Vogelaar

18 December 2014 22:11Gewijzigd op 15 November 2020 15:19
Jhr. W.F. Clifford Kocq van Breugel. beeld RD, Anton Dommerholt
Jhr. W.F. Clifford Kocq van Breugel. beeld RD, Anton Dommerholt

De oprijlaan, dwars door 5 hectare bos, loopt uit op een grindvlakte achter een hek dat vanuit de villa kan worden geopend. De bewoner van het kolossale pand zit hoog in de kussens, met de rug naar het raam. Terwijl hij een schaal vol koekjes en een groot glas chocolademelk leegt –„dit drink ik elke middag”–, formuleert hij bedachtzaam de ene volzin na de andere. Vanaf de muur kijken grote portretten van vorige generaties op hem neer.

„Dat is mijn ghostwriter. Hij heet Schrijver en is het ook”, wijst de 100-jarige naar Herman Schrijver, echtgenoot van een van de dames die Van Breugel verzorgen. Het echtpaar vergezelt de jonkheer tijdens de reizen die hij nog onderneemt: in 2012 naar Maleisië en Singapore en vorig jaar tijdens een cruise op het Panamakanaal. Reizen van twee, drie weken waarin menige oude herinnering wordt opgehaald.

„Ik wilde die herinneringen vastleggen voor mijn kinderen en kleinkinderen”, zegt Van Breugel. Hij vertelde, steeds zo’n drie kwartier. Schrijver nam het met zijn mobiele telefoon op en werkte het uit. Ze deden er twee jaar over.

De pas verschenen autobiografie ”Oorlog & adel” ligt boven op ”De zoon van Bornia”, de levensbeschrijving van ds. E. du Marchie van Voorthuysen, een vroegere bewoner van het landgoed waarop Van Breugel opgroeide.

„Mijn ouders waren niet kerkelijk, hoewel ze bij hun huwelijk een Statenbijbel kregen”, zegt de jonkheer. „Onze kinderjuffrouw in Driebergen kerkte in de gereformeerde kerk bij ds. G. Wisse. Zij leerde ons te bidden voordat we naar bed gingen.

Vader vertelde me dat ik volgens oude rechten van onze familie lid mocht worden van het protestantse deel van het Illustre Lieve Vrouwe Broederschap in ’s-Hertogenbosch, opgericht in 1318. Ik begreep er niet veel van, maar ik vond het een hele eer.” Dit bijna zeven eeuwen oude genootschap bestaat uit achttien rooms-katholieke en achttien protestantse leden, onder wie momenteel ook prinses Beatrix en koning Willem-Alexander.

Eerste Wereldoorlog

Vader Clifford Kocq van Breugel was diplomaat in de Duitse hoofdstad Berlijn toen in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Hij had zijn vrouw en dochter naar Den Haag gestuurd, en daar werd Willem François geboren.

Toen Nederland buiten de oorlog bleef, haalde de gezant zijn gezin weer terug. Willem zag in Berlijn de oorlogsgewonden, voor wie er weinig voorzieningen waren. „Ze zaten soms zonder benen in kistjes met kinderwagenwielen eronder en ze bewogen zich dan voort door steeds met de handen af te zetten op de straat. Dat maakt op een kind van drie natuurlijk enorme indruk.”

„Vader heeft Nederland buiten de oorlog gehouden”, zegt de zoon overtuigd. „Die Duitsers waren zo loslippig. Dus dan hoorde vader dat ze de Nederlandse neutraliteit wilden schenden. Hij liet dan de minister van Buitenlandse Zaken bij zich komen en zei: „Ik heb weer gehoord wat jullie van plan zijn. Denk erom: als jullie Nederland niet met rust laten, krijgen jullie 650.000 man verse troepen tegenover jullie, en jullie hébben het al zo moeilijk.” Dan ging het niet door.

In Nederland is het vader niet in dank afgenomen. Zo doe je dat niet als diplomaat, vond men. Vader vond echter dat een robuuste aanpak beter werkte dan flikflooierij. Hij zei: „Zeg dat nog eens? Niet diplomatiek? Als jullie er zo over denken, stop ik ermee.” En dat deed hij, en hij heeft er nooit spijt van gehad. Mijn moeder vond het heerlijk, want die was dat leven van steeds weer omkleden en dan opzitten en pootjes geven allang zat.”

Naar Bornia

Het gezin verhuisde naar Den Haag en maakte daar in november 1918 de feestelijkheden vanwege de beëindiging van de Eerste Wereldoorlog mee. „Ik zie nog voor me hoe de broer van mijn moeder in zijn uniform van de Bijzondere Vrijwillige Landstorm al blazend op zijn hoorn de trap afkwam. Hij werd opgetrommeld toen de socialist Troelstra de republiek wilde uitroepen. Gelukkig mislukte dat.”

Willems vader ging landgoed Bornia bij Driebergen-Rijsenburg besturen en werd daarnaast aandeelhouder in allerlei ondernemingen. „Hij had een briljant zakelijk verstand. En hij deed nog meer: hij richtte de partij Driebergens Belang op, werd gemeenteraadslid en wethouder en gaf de Driebergensche Courant uit. Hij was er maar druk mee.”

Nogal een overgang, van diplomaat in bruisend Berlijn naar wethouder in een rustig dorp op de Utrechtse Heuvelrug?

„Daar heeft vader helemaal geen moeite mee gehad. Hij had er ook geen moeite mee dat het landgoed eigenlijk niet van hem was.” Zijn schoonvader, mr. Christianus Theodorus Franciscus Thurkow, had het in 1908 van de familie Du Marchie van Voorthuysen gekocht. Dat kon doordat hij als zakenman in Nederlands-Indië enorme winsten had gemaakt.

In 1922 was het landgoed gesplitst. „Mijn moeder kreeg een derde deel ervan. Mijn ouders waren niet in gemeenschap van goederen getrouwd, dus vader sprak consequent over „het landgoed van je moeder.” Maar ondertussen zwaaide hij er de scepter.”

Willem woonde op Bornia totdat hij in 1933 ging studeren. Niet in Leiden, maar dichterbij, in Utrecht, nadat zijn vader niet al te gulhartig constateerde: „Nou ja, daar schijn je ook te kunnen studeren.”

Mei 1940

De jonge Van Breugel begon in 1936 zijn dienstplicht als aspirant-reserveofficier der huzaren en klom via de rangen van wachtmeester en kornet op tot 2e luitenant bij het Tweede Eskadron Pantserwagens en uiteindelijk tot ritmeester. Hij noemt zich „de langstlevende huzaar met opleiding te paard in ons land.”

In december 1939 trouwde hij met Jeanne Linnie Alice barones van Nagell, dochter van de Nederlandse gezant in Zweden. Zij was gedeeltelijk opgegroeid bij haar grootouders op het Barneveldse Kasteel de Schaffelaar en kreeg van hun pachtboeren een hond als huwelijksgeschenk.

Tijdens de meidagen van 1940, toen Nederland in de Tweede Wereldoorlog betrokken raakte, was Van Breugel actief in Apeldoorn en bij de vliegvelden rond Den Haag. Bij Overschie brak hij met zijn pantserwagen door de Duitse linie heen. Voor zijn inzet werd hij onderscheiden met het Bronzen Kruis.

Luitenant Van Breugel studeerde daarna soms weer wat en was ondertussen betrokken bij het beheer van landgoed Bornia. Hij kwam in Kamp Amersfoort terecht, maar onderweg naar Duitsland sprong hij bij Stroe uit de trein. Tijdens zijn tweede gevangenschap zat hij in Utrecht opgesloten.

Officieel was Van Breugel in 1945 als 31-jarige nog steeds student. „Ik werd voor de studentenzuiveringscommissie gedaagd omdat ik een verklaring had getekend dat ik loyaal zou zijn aan de Duitsers. Ik ben ernaartoe gegaan in mijn uniform als tweede luitenant, compleet met oranje sjerp, Bronzen Kruis en oorlogsherinneringskruis-met-gesp. Toen werd ik uiteraard zuiver bevonden.”

Officier in Indië

In 1947 volgde uitzending naar Nederlands-Indië. Van Breugel moest zijn gezin bijna drie jaar achterlaten. Hij vertelt in zijn boek over de gevaarlijke tochten die hij overleefde. „Mijn uitzending zou aanvankelijk een jaar duren. Het werd twee jaar, daarna drie. Het is spijtig dat het allemaal voor niets was.”

Voor niets?

De jonkheer verorbert zijn vijfde koekje, neemt een teug chocolademelk en komt na een lange stilte tot een antwoord. „Voor niets? Nou, dat eigenlijk ook weer niet. We gingen de orde herstellen en de bevolking was daar blij mee. Nederland deed er goed werk. We werden meestal hartelijk welkom geheten en toegejuicht. Maar uiteindelijk moesten de Nederlanders toch vertrekken. Wij hadden drie jaar opgeofferd, maar in Nederland kregen we helemaal geen waardering. We werden uitgemaakt voor moordenaars. Daar ben ik erg boos om geweest.”

Zo uitvoerig als uw beschrijving van uw activiteiten in Nederlands-Indië is, zo kort bent u in het boek over de periode daarna.

„Ik was 35 jaar en wat had ik uiteindelijk? Aan de universiteit had ik mijn kandidaats scheikunde met bijvak plantenfysiologie gehaald. Daarmee zou ik in Nederlands-Indië directeur van een suikerplantage van onze familie geworden zijn, maar door de politieke ontwikkelingen kon dat niet meer. Heel teleurstellend. Mijn militaire loopbaan was ook voorbij.

Ik keerde terug naar Bornia. Nu was ik werkloos. Ik had dus recht op steun. Die kreeg je, ongeacht je bezittingen. Belachelijke situatie: ik kon me gemakkelijk een auto veroorloven en daarmee reed ik naar het gemeentehuis van Driebergen om het steungeld op te halen.

In 1950 ben ik directeur geworden van de emballagefabriek van mijn vader in Utrecht, waar kisten en vaten werden gemaakt. Dat was heel aardig werk. Rond 1956 vond ik echter dat er investeringen in nieuwe machines nodig waren. Vader zei echter: „Ik gooi niet alle appels in één mandje.” Ik zei: „Dan stop ik ermee.” Dus we hebben de fabriek verkocht.”

Van Breugel bleef in dienst van de familievennootschap. Hij deed daar „wat er zoal te doen was voor allerlei door mijn vader opgerichte maatschappijen en vennootschappen.”

In zijn boek windt hij er geen doekjes om dat hij met zijn zwager slecht overweg kon. „Mijn onafhankelijkheid was ik voor een deel kwijt. Ik heb de laatste 25 jaar van mijn loopbaan niet met plezier gewerkt. Vandaar misschien dat ik er bijna niets over vermeld heb.”

Sinds 1952 woont jhr. Clifford Kocq van Breugel op De Kamphoeve in Doorn. Die brandde in 1982 grotendeels af, maar werd in oude luister hersteld. Van Breugel verblijft er alleen, sinds zijn vrouw in 2007 overleed.

En nu blikt u een eeuw terug…

„Van paard-en-wagen tot straaljager. Heel interessant. Wat kan een nietig mens aan al die veranderingen doen? Het speelt zich nu eenmaal af.”

Clifford Kocq van Breugel is nog ondernemend. De afgelopen zomers maakte hij verre reizen, naar Oost-Azië en Midden-Amerika. „Met Kerst wil ik naar mijn kleindochter op een kasteel in Zuid-Frankrijk. En volgend jaar terug naar Berlijn. Terug naar het begin.”


Oorlog & adel. Laatste der huzaren te paard; Jonkheer Willem François Clifford Kocq van Breugel en Herman Schrijver; 
uitg. U2PI, Voorburg, 2014; ISBN 978 90 
8759 454 1; 214 blz.; € 17,50.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer