Allard Pierson, een Kuitert die wél consequenties trok
HILVERSUM. Een predikant die zijn ambt neerlegde omdat hij niet meer in zijn boodschap geloofde. De Waalse predikant dr. Allard Pierson –afkomstig uit een vroom Reveilmilieu– was in de negentiende eeuw zo iemand. Enkele vertaalde preken laten zijn twijfels zien.
Allard Pierson (1831-1896) groeide op in een welgesteld koopmansmilieu dat was gestempeld door de geest van het Réveil. Bij zijn ouders werden regelmatig godsdienstige samenkomsten gehouden met onder anderen Isaäc da Costa. Hij schreef daarover zijn later populaire ”Oudere tijdgenoten” (1888), het enige boek van Pierson dat nog veel gelezen wordt, aldus dr. J. Trapman in zijn inleiding op een bundel preken van Allard Pierson ”Tussen religieus gevoel en kritisch denken. Vijf Franse preken” (uitg. Verloren, Hilversum).
Modernisme
De jonge Allard ging theologie studeren in Utrecht en kwam daar via de filosoof Cornelis Opzoomer in aanraking met het theologisch modernisme. Dat was een richting die een historisch-kritische benadering van de Bijbel voorstond, wonderen afwees en de kerk wilde ‘zuiveren’ van verouderde elementen. Na zijn promotie in Utrecht verhuisde Pierson naar Leiden en maakte daar kennis met de moderne hoogleraren Johannes Henricus Scholten en Abraham Kuenen.
Pierson werd een geliefd predikant en publiceerde tal van boeken op het gebied van theologie, kunst, literatuur en geschiedenis. De preken die nu zijn uitgegeven, zijn afkomstig uit 1864, de periode waarin zijn twijfels over God toenamen. Het leven kan volgens hem zo gecompliceerd en het lot zo uitzonderlijk zijn dat de twijfel toeslaat: Waar is nu uw God? „De twijfel zal niet verdwijnen door hem te ontkennen, te negeren of zijn belang te verkleinen”, schrijft Pierson.
Anderzijds houdt hij vol dat „de mens niet in de ware zin van het woord kan leven zonder zich verplicht te gevoelen om zijn God te zoeken.” Hij beroept zich op het „grootse en schone” woord van de schrijver van de brief aan de Hebreeën: God beloont degenen die Hem zoeken. „Deze waarheid moet voor ons het laatste redmiddel worden waaraan we ons vastklampen en dat we niet meer loslaten.”
Pierson verkondigde afwijkende opvattingen (Jezus is geen God, de evangeliën bevatten veel legendes), maar erkende de onuitroeibare religieuze behoefte en de waarde van het gebed.
In 1865 legde hij zijn ambt als predikant neer. „De voorwaarden waarop ik predikant ben geworden, kan ik niet met een eerlijk gezigt meer onderschrijven”, motiveert hij. „Op den preekstoel laat ik mij gedurig verleiden door mijn gemoed om meer te zeggen dan ik waar kan maken. Dat is op den duur niet uit te houden.”
Pierson verhuisde met zijn gezin naar Heidelberg waar hij –merkwaardig genoeg– hoogleraar theologie werd. Hij keerde in 1874 terug in Nederland en werd in 1877 benoemd tot hoogleraar esthetica, kunstgeschiedenis en moderne talen in Amsterdam.
Beuzeltaal
Pierson werd de grondlegger van de zogenoemde Hollandse Radicale School, die het auteurschap van alle brieven van Paulus betwijfelde en zelfs het bestaan van Jezus ter discussie stelde. In de tweede druk van zijn in 1863 uitgegeven populaire boek ”Rigting en leven” (1883) poneerde hij dat theologie geen tak van wetenschap is en dogmatiek „louter beuzeltaal.” Religie hangt nauw samen met kunst en filosofie en moet worden bevorderd, maar of de kerk daartoe de aangewezen instantie is, „is enkel een vraag van utiliteit.” Dit zijn overigens denkbeelden die letterlijk door dr. H. M. Kuitert zijn verkondigd in zijn laatste twee publicaties: theologie is geen wetenschap en voor het nadenken over God of geloof is geen kerk nodig.
In 1895 moest Pierson om gezondheidsredenen zijn ambt neerleggen. Hij stierf op 27 mei 1896 op de Velhorst, een buitenplaats tussen Zutphen en Lochem.
Oppervlakkig
Als een Kuitert avant la lettre stelt Pierson dat moderne intellectuelen het traditionele christendom verwierpen als bekrompen en onhoudbaar. Veel van zijn tijdgenoten geloofden niet meer in absolute waarheden, maar beseften wel de grote waarde van het godsdienstige gevoel. Het christendom is de hoogste en zuiverste vorm van godsdienst, vonden zij, omdat het aansluit bij de diepste behoeften van de mens, namelijk van geloof, hoop en liefde. Al is Jezus geen God, hij is nog steeds een inspirerende persoonlijkheid die ons vooral oproept tot navolging en zelfverloochening.
Aan de preek moet de uiterste zorg worden besteed, vindt Pierson. Hij is een voorstander van het memoriseren van de preek. De predikant moet zich onthouden van bombastisch taalgebruik, noch al te populair zijn. Hij moet zich tot het hart en de verbeelding van zijn gemeenteleden richten.
Met de hoorder lijkt er overigens weinig veranderd te zijn. Er wordt vaak oppervlakkig geluisterd, constateert Pierson. Men wacht op vertrouwde klanken of gaat naar de kerk om vast te stellen of de predikant wel recht in de leer is. „Men zit wel in de kerk, maar men hoort niet. Men hoort wel, maar men luistert niet. Men luistert wel, maar men begrijpt niet. Men komt uit de kerk en – men drinkt koffij.”