Scherpe wetsprediker, apostel der liefde
„Niet eerder heb ik zo’n ontdekkende preek gehoord”, zei de Engelse predikant en evangelist George Whitefield (1714-1770) nadat hij onder het gehoor van Gilbert Tennent (1703-1764) had gezeten.
Tennent was een van de leiders van de ”Great Awakening” (grote opwekking) in Noord-Amerika in de achttiende eeuw. Whitefield sprak met veel waardering over hem. „Hij overtuigde me er meer en meer van dat wij niet eerder het Evangelie van Christus kunnen preken dan dat wij de kracht daarvan in ons hart hebben ervaren.” Tennent overleed 250 jaar geleden.
Gilbert Tennent werd geboren in Armagh in Noord-Ierland, als oudste zoon van William Tennent. Hij kwam op 14-jarige leeftijd tot bekering toen het gezin Tennent de Atlantische Oceaan overstak en zich in Amerika vestigde. Vader Tennent werd er predikant in Neshaminy in Pennsylvania; Gilbert en drie broers van hem kozen eveneens voor dit ambt.
Omdat de jonge Amerikaanse Presbyteriaanse Kerk in de toenmalige Britse koloniën nog niet beschikte over een opleidingsschool, stichtte vader Tennent in zijn woonplaats het zogenaamde Log College, waar ook zijn zoons les kregen. Het geestelijke klimaat in de Amerikaanse kerken werd gestempeld door de orthodoxie van de Westminster Confessie, maar de prediking was over het algemeen niet onderscheidend. De voorgangers gingen ervan uit dat alle hoorders vroom waren en alleen meer onderwijs nodig hadden. Tennent sr. onderwees zijn studenten in de bevindelijke godgeleerdheid en drukte hun de noodzaak van wedergeboorte op het hart.
Scherp snijden
Nadat Gilbert Tennent aan Yale College in New Haven de titel Master of Arts had behaald en van de classis Philadelphia preekconsent had gekregen, deed hij een korte periode in Newcastle pastoraal werk. In 1726 werd hij in de presbyteriaanse kerk in New Brunswick, New Jersey, tot predikant bevestigd. Hier kwam hij in aanraking met de Duitse piëtistische voorganger Theodorus Jacobus Frelinghuysen (1691-1747), die verbonden was aan een gemeente van Nederlandse kolonisten in Raritan Valley, een streek ten zuiden van New York. Diens ontdekkende prediking was het middel tot een opwekking op kleine schaal die door enkele dominees van de Nederlandse kolonistenkerk fel werd bekritiseerd.
Frelinghuysen raadde zijn jonge collega aan om het Woord scherp te snijden. Dit deed Tennent het eerste anderhalf jaar zonder dat hij enige vrucht zag. Hij onderzocht de geestelijke toestand van veel belijdende leden en kwam tot de conclusies dat bij de meesten dat „de hoop op zand gebouwd was.” Een ernstige ziekte maakte hem zo neerslachtig dat hij meende dat hij te weinig voor God gedaan had.
De vijandschap tegen zijn ernstige boodschap ontbrak niet, maar na verloop van enige jaren werden er harten van hoorders geraakt. Onder Tennents bediening was Gods tegenwoordigheid merkbaar en de vurige prediker werd zo bemoedigd dat hij schreef: „New Brunswick zag eruit als een veld dat de Heere gezegend had.” De bekeringen die in Tennents gemeente plaatshadden en de zegen op de arbeid van Frelinghuysen waren voorboden van een grote opwekkingsbeweging in de Amerikaanse koloniën.
Wee de gerusten
De achttiende-eeuwse ”revivals” (opwekkingen) wortelden in de piëtistische beweging die in Europa in de zeventiende eeuw een hoge vlucht nam. De piëtistische accenten op een bevindelijke kennis van het heil in Christus, de noodzaak van zondeovertuiging en een leven in de vreze des Heeren waren ook het aambeeld waarop Gilbert Tennent hamerde. In 1728 had er in de oude Hollandse kolonie, het Stateneiland, een algemeen geestelijk ontwaken plaats. Toen Tennent er preekte over de tekst „Wee de gerusten te Sion…” (Amos 6:1) vielen velen van de doorgaans zorgeloze hoorders op de grond en riepen overtuigd van hun verloren toestand uit: „Wat moeten wij doen om zalig te worden?”
Onafhankelijk van deze opwekking in Raritan Valley ontstond er onder de zelfstandige protestantse gemeenten in Massachusetts en Connecticut in 1734 een soortgelijke beweging, waarbij vooral Jonathan Edwards (1703-1758) uit Northampton betrokken was. In datzelfde jaar stelde Tennent op de synode van Philadelphia voor om kandidaten voor het predikantschap te onderzoeken op „de blijken van de genade van God.” De synode wilde echter niet verder gaan dan een onderzoek naar de levenswandel van de betrokkenen.
Veel predikanten stonden kritisch tegenover Gilbert Tennent en tegenover de kandidaten die van het Log College van zijn vader kwamen. De tegenstellingen liepen zelfs zo hoog op dat de presbyteriaanse kerk splitste in twee synoden: de Old Lights en de New Lights – Tennent en de ”revivalists” behoorden tot de laatste groep. Op deze manier wilden men de onderlinge vrede bewaren en disputen op de kerkelijke vergaderingen voorkomen.
Tennent hield in deze tijd zijn geruchtmakende preek ”The Danger of an Unconverted Ministry” (het gevaar van onbekeerde predikanten). Hij durfde zelfs te beweren dat veel collega’s uit zijn eigen classis geen waar geestelijk leven kenden.
Correspondentie
Zowel de negatieve gebeurtenissen als de vruchten van de opwekking gaven Tennent stof voor zijn correspondentie met de broers Ralph en Ebenezer Erskine in Schotland en met de opwekkingsprediker George Whitefield. De laatste bezocht meermalen Noord-Amerika; in 1739 preekte hij voor het eerst in de kerk van Gilbert Tennent. Velen werden door deze preek in hun hart overtuigd van hun zonden; anderen verheugden zich in de vergevende genade van God in Christus. Tennent verleende de nazorg en bracht verslag uit aan Whitefield. „Sinds u hier geweest bent, ben ik bezig onder het volk om te spreken over hun bevinding. Ik sprak met natuurlijke mensen over hun toestand en vermaande hen om tot overtuiging van zonden te komen en hen die reeds overtuigd waren, om Jezus te zoeken.”
De Engelse methodistenprediker schreef Tennent terug dat hij blij was met het werk dat de Heere in New Brunswick bezig was te doen. „U bent zelden uit mijn gedachten. Ik vertrouw erop dat het werk in uw gebied heerlijk voortgaat. De hand des Heeren heeft wonderlijke dingen gedaan sinds wij Pennsylvania hebben verlaten… O, lieve vriend en broeder, smeek de Heere dat u mag groeien in de genade en de overgebleven brokken van mijn bediening mag oprapen, opdat er niets verloren mag gaan. Onderwijs me, onderwijs me de weg van God meer volkomen.”
Toen de Great Awakening in al de staten van de Amerikaanse koloniën doorbrak, preekte Tennent op veel plaatsen, onder meer in het kerkje van zijn broer William in Freehold. Hij werd een rondreizende prediker die zich verheugde in de voortgang van het werk van Gods Geest. Wel had hij zorgen over de excessen die hij waarnam. Zo kon hij op den duur niet meer door één deur met graaf von Zinzendorf, grondlegger van de hernhutters, en diens volgelingen. Hij vond ze te emotioneel en te oppervlakkig. Tennent hield vast aan het standpunt dat het zaaien van het evangeliezaad niet zonder de ploeg van de wet kan geschieden. Niemand komt immers tot Christus die niet eerst overtuigd is van zijn verlorenheid.
Whitefield wilde ondanks zijn reserves de band met de Moravische Broeders van graaf von Zinzendorf niet verbreken, maar met hen blijven samenwerken. Tennent kon deze strategie niet volgen en toonde daarin weinig verdraagzaamheid. Na verloop van tijd moest hij echter bekennen dat zijn houding ten aanzien van andersdenkenden te weinig in balans was. Zo beleed hij dat hij in zijn oordeel over ”de onbekeerde leraars” zijn boekje te buiten was gegaan. Hij erkende dat het niet Bijbels was om te oordelen over iemands zielentoestand. De laatste jaren van zijn leven werd hij wat milder in zijn uitdrukkingen, zonder iets af te doen van de scherpte van Gods Woord.
Bruggenbouwer
De scherpe wetsprediker die door velen als intolerant werd beschouwd, werd ook een liefelijke bruggenbouwer die de partijen in zijn kerk weer bij elkaar wilde brengen. In 1757 publiceerde Tennent een avondmaalspreek met de titel ”Liefde tot Christus”. Daarin gaf hij aan dat het zijn verlangen was dat de vrede in de kerken zou terugkeren. Tennents biograaf Milton J. Coalter spreekt van een „nieuwe bediening van evenwichtige vroomheid.”
In 1743 verhuisde Tennent naar Philadelphia, waar hij ook met veel zegen arbeidde. In 1758 was hij voorzitter van de herenigde synoden van New York en Pennsylvania. Op deze wijze werd de eenheid in de Presbyteriaanse Kerk hersteld. Hij werd zelfs ”de apostel van de liefde” genoemd. Dit wilde niet zeggen dat hij water bij de wijn deed door verschillen te overbruggen ten koste van de waarheid. Het ging hem bij het najagen van de vrede om de eer van zijn Verlosser. Ten diepste was zijn bediening erop gericht „het volk uit de slavernij van formele godsdienst te leiden in het beloofde land van een herleefde praktische vroomheid”, zoals zijn biograaf het uitdrukt. Deze vroomheid zag Tennent bij Frelinghuysen, die voor hem een identificatiefiguur was.
Het is dan ook niet hagiografisch dat zijn grafmonument in Philadelphia van hem getuigt dat hij „een voorzichtig, ervaren en eerbiedwaardig man was; in manieren en vroomheid eminent…” en: „Een christen zonder bedrog…” Hij stierf op 13 juli 1764 in de leeftijd van 62 jaar.
Dr. Finley, die de rouwdienst leidde, merkte op: „Hij had gewoonlijk een rustige verzekering van zijn aandeel in de verlossende liefde en dat gedurende meer dan veertig jaar. Maar acht dagen voor zijn dood ontving hij een helderder en krachtiger gevoel hiervan. En hoewel hij klaagde dat hij zo weinig voor God gedaan had en zijn leven naar zijn gevoel betrekkelijk onnuttig was geweest, roemde hij toch in de genade van Jezus Christus, Die al zijn zonden vergeven had. Hij zei dat zijn verzekering gegrond was op de Schrift en dat deze zekerder was dan zon en maan.”
Pijlen van overtuiging
„Van de ontzagwekkende en diepe overtuigingen, die hij (Tennent, LvV) in zijn eigen ziel beleefd had, scheen hij zulk een levendig gezicht van de Goddelijke Majesteit, de geestelijkheid, zuiverheid, uitgestrektheid en gestrengheid van Zijn wet te hebben, met Zijn heerlijke heiligheid en ongenoegen over de zonde, Zijn gerechtigheid, waarheid en macht in het straffen van de verdoemden, dat de verschrikkingen Gods opnieuw in zijn gemoed schenen op te stijgen, toen hij ze voor de onverzoende zondaren uitstalde en ze hen voor ogen hield. En ofschoon enigen de voorstelling niet konden verdragen en zijn prediking uit de weg gingen, schenen toch de pijlen van overtuiging door zijn bediening zo diep in de harten van anderen te dringen en zelfs in enigen van de meest weerbarstige zondaren, dat die hen deden neervallen aan de voeten van Christus en zich deemoedig aan Hem deden onderwerpen. Zodanig waren de overtuigingen gewrocht in vele honderden in deze stad (Philadelphia) door de onderzoekende bediening van Gilbert Tennent (…). Toen was het zulk een tijd gelijk wij nimmer gekend hebben. Er kwamen in één week meer tot een predikant dan in al de vier en twintig jaar van zijn voorafgaande bediening.”
(Uit: ”Ware godsdienstige oplevingen en de mensen die God gebruikt”, Horatius Bonar; vert. J. Kooistra, Gorinchem, 1989.)
Zie ook:
Gilbert Tennent: Een Amerikaanse Boanerges (Terdege, 03-04-1996)