Dat heeft staatssecretaris Sharon Dijksma van Economische Zaken woensdag aan de Tweede Kamer gemeld op basis van een rapport van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Ze is blij met de daling. „Hiermee zijn we op de goede weg. Die weg wil ik verder bewandelen.”

Meer dan de helft van de dierproeven (53 procent) gebeurt voor wetenschappelijke doeleinden. Een derde van de proeven (33,6 procent) is voor de ontwikkeling, productie, controle of onderzoek van geneesmiddelen en andere medische of veterinaire producten voor mensen en dieren. De andere proefdieren waren onder meer bedoeld om de schadelijkheid van stoffen te onderzoeken en voor onderwijs en training.

Om dierproeven te mogen verrichten, is een vergunning nodig. Eind 2013 waren er tachtig vergunninghouders. Ook zijn inmiddels 44 vergunningen verstrekt om proefdieren te fokken en af te leveren. De NVWA verrichte vorig jaar 212 inspecties, bijna een kwart minder dan in 2012. Ruim 40 procent van de inspecties was niet aangekondigd. De voorschriften voor dierenwelzijn werden goed nageleefd, maar in vier gevallen gebeurde dat niet en volgde een schriftelijke waarschuwing