Kerk & religie
Met de preek naar de rechter

De dagvaarding is glashelder: binnen twee weken alle preken, toespraken, artikelen, brieven en e-mails bij de onderzoekrechter bezorgen. Die zal bepalen of vijf voorgangers uit de Amerikaanse stad Houston (Texas) over de schreef zijn gegaan en vervolgd zullen worden. De hamvraag is of hun protest vanaf de kansel tegen ruimere regels voor homo’s en transseksuelen in de stad feitelijk een partijpolitieke actie was.

W. B. Kranendonk
beeld Brent Durken
beeld Brent Durken

Burgemeester Annise Parker en procureur David Feldman zijn inmiddels wel een beetje geschrokken van de felle reacties die zij met hun juridische actie hebben opgeroepen. Uit alle windstreken van de Verenigde Staten kwamen protesten. „De autoriteiten proberen met een shovel de scheidsmuur tussen kerk en staat te rammen”, schreef een commentator.

Eind vorige week namen de burgemeester en de procureur een beetje gas terug. Het ging hun niet om de preken, maar wel om alle andere vormen van communicatie tussen de predikers en hun gemeenteleden. Die zouden moeten worden onderzocht. En ja, als er aanwijzingen zouden zijn dat er in een enkele preek toch een te hoge dosis partijpolitiek zat, dan kon die alsnog worden opgevraagd. Want een pastor dient zijn preekstoel niet te gebruiken als een politieke katheder. Tenminste, als hij en zijn gemeente gebruik willen blijven maken van de belastingvoordelen die Amerikaanse kerken hebben.

De hele rel gaat terug op een maatregel van het stadsbestuur van de Texaanse metropool, die inmiddels bekendstaat als de ”Bathroom Bill”, vrij vertaald: de ”wc-wet”. Daarin is bepaald dat transgenders in openbare gebouwen en in grote bedrijven of kantoren zelf mogen kiezen of ze een dames- of een herentoilet willen bezoeken. Die keuzevrijheid moet hun gegeven worden omdat buitenstaanders niet kunnen bepalen of de man zich vrouw voelt of omgekeerd. Andere mensen zien immers slechts aan wat voor ogen is.

Burgemeester Parker, zelf lesbienne, heeft zich er persoonlijk voor ingespannen dat een amendement van die strekking werd opgenomen in de Houston Equal Rights Ordinance (HERO), zeg maar de antidiscriminatieregels van de stad. Afgelopen mei keurde het stadsbestuur van Houston deze aanpassing van de HERO goed.

De nieuwe regels stuitten op verzet bij een groot deel van de bevolking van de Texaanse stad. Een aanzienlijk deel van de inwoners is evangelicaal én conservatief – een combinatie die lang niet altijd meer vanzelfsprekend is in de VS.

De bezwaarden, onder wie een groot aantal predikanten, begonnen een actie om het besluit van de gemeenteraad in een referendum voor te leggen aan de inwoners van Houston. Er kwamen ruim 50.000 handtekeningen binnen, drie keer zo veel als de 17.269 die noodzakelijk zijn om een dergelijke volkstemming aan te vragen.

De gemeentesecretaris stelde vast dat het vereiste quotum ruimschoots was gehaald. Echter, procureur David Feldman begon een minutieus onderzoek naar de vraag of alle hand­tekeningen wel op de juiste manier waren geworven en of ze op de goede plaats waren gezet. Bij meer dan twee derde zou dat volgens hem niet het geval zijn. Resultaat van het onderzoek: de aanvraag van een volksraadpleging werd afgewezen omdat het quotum niet zou zijn gehaald.

Het zal duidelijk zijn dat dit een storm van verontwaardiging deed opsteken. In de media werden felle discussies gevoerd. Actiegroepen roerden zich en belangen­organisaties begonnen een proces.

Burgemeester Parker en procureur Feldman willen nu weten wat de rol van de predikanten bij deze acties is geweest. Hebben zij hun gemeenteleden tijdens kerkdiensten of op andere manieren opgeroepen om in verzet te gaan? Zo ja, dan hebben ze een probleem.

Inmiddels heeft de procureur-generaal in Houston, Gregg Abbott, zich in een open brief gericht tot het stadsbestuur. Daarin noemt hij de actie van Parker en Feldman een directe aanval op de grondwettelijke vrijheid van godsdienst. „De mensen in Houston en hun geestelijke leiders moeten de absolute zekerheid hebben dat hun godsdienstige zaken buiten de invloedssfeer van de overheid blijven.”

Abbott schrijft te hopen dat de burgemeester gehandeld heeft vanuit naïviteit, en niet heeft voorzien hoe „onverantwoord agressief” haar juristen zich gedragen. Maar ze moet zich wel realiseren dat veel burgers van Houston nu denken dat het stadsbestuur vijandig staat tegenover kerk en geloof. „Dat kan toch niet de bedoeling zijn?” Daarom roept hij de burgemeester op de dagvaarding in te trekken.

Dat dit negatieve beeld inderdaad is ontstaan, blijkt uit tal van reacties van opinieleiders uit heel Amerika. Sommige opponenten maken de zaak min of meer belachelijk, anderen nemen die zeer ernstig.

Voormalig gouverneur van de staat Arkansas ds. Mike Huckabee, die in 2008 ook in de race was voor de Republikeinse kandidatuur voor het presidentschap, had wel een heel lumineus idee. In een uitzending van Fox News stelde hij voor dat alle predikanten uit de VS hun preken naar de burgemeester van Houston zouden sturen en daar de komende weken ook mee doorgaan als ze nieuwe preken hebben gemaakt. „Dan heeft ze wat te lezen. En ongetwijfeld vindt ze dan wel ergens een preek die niet deugt. Ze hoeft dus niet bang te zijn om voor niks te werken. Succes is gegarandeerd.”

Russell Moore, de voorzitter van de invloedrijke ethische commissie van de Zuidelijke Baptisten, sloeg een andere toon aan. Hij adviseerde de vijf gedagvaarde predikanten uit Houston om burgemeester Parker en procureur Feldman klip-en-klaar te vertellen dat ze niks te maken hebben met de preken die door hen zijn gehouden. „De scheiding van kerk en staat betekent dat we de keizer moeten geven wat van de keizer is. En dat doen we! Maar de prediking in de christelijke gemeente behoort niet tot het terrein van de keizer. Die geven we daarom ook de overheid niet in handen. Nu niet en nooit niet.”

Ook dr. Albert Mohler, rector van het baptistenseminarie in Louisville (Kentucky), is verontwaardigd. Begin deze week schreef hij: „Wat in Houston gebeurt, is een schokkende aanval op de godsdienstvrijheid. (...) Let op: een van de belangrijkste steden van Amerika dagvaardt christelijke voorgangers om hun preken. Die preken zijn verdacht omdat ze op grond van de Bijbel iets zeggen over seksuele geaardheid.”

Mohler constateert dat predikers in Amerika op dit moment nog alle vrijheid hebben om vanaf de kansel te zeggen wat ze willen. Maar de gang van zaken in Houston is voor hem een waarschuwing voor iedere voorganger of geestelijke leider. „Op deze manier sterft onze godsdienst­vrijheid een langzame dood. Vrijheden sterven als gevolg van duizenden speldenprikken. Die verzwakken de vrijheid. Een dreigbrief hier, een dagvaarding daar, een waarschuwing in een andere plaats. De boodschap is heel simpel en eenvoudig te begrijpen: Hou je kalm of anders riskeer je problemen! De dagvaardingen in Houston zijn een alarmsignaal voor ons dat problemen on­ontkoombaar zijn.”

Prof. David Skeel, hoogleraar aan de rechten­faculteit van de universiteit van Pennsylvania, is gematigder. Maar hij vindt wel dat de burgemeester van Houston een ongebruikelijke stap zet. „Met het opvragen van preken voor een juridisch onderzoek is nog niet per definitie de grondwettelijke vrijheid van godsdienst in het geding. Dat mag een procureur doen. De vraag is wat er daarna gebeurt. Maar we hebben nu niets aan paniek.”

Zijn collega Peter Linzer van de universiteit van Houston wijst erop dat het gevaar niet zozeer de aantasting van de godsdienstvrijheid is, maar meer gezocht moet worden in de richting van de belasting­vrijstelling die kerken hebben. „De angst is dat kerken die kwijtraken omdat rechters vandaag de dag de naleving van de regels strenger controleren dan vroeger. Vreemd is dat niet, want we krijgen steeds meer rechters die –net als in de gehele samenleving– kritischer staan ten opzichte van religie. Zij vragen zich af waarom godsdienstige instellingen fiscaal voordeel moeten hebben. Met andere woorden: de rechter zou weleens sneller dan vroeger kunnen zeggen dat een uitspraak in een preek een partijpolitieke lading heeft. En dan is de fiscale vrijstelling aan gruzelementen.”

Toch willen beide rechtsgeleerden niet ontkennen dat er iets aan het veranderen is in Amerika. „De actie die de burgemeester van Houston nu heeft ingezet, was een kwarteeuw geleden ondenkbaar. Toen was de godsdienstvrijheid werkelijk ongenaakbaar onaantastbaar. Iedere jurist bleef daar ver bij weg. Nu zoeken rechtsgeleerden de grenzen op”, zegt Steel. „Dat geeft te denken. Een directe aanval op deze grondwettelijke vrijheid van godsdienst zet men niet in. Daarvan weet iedereen dat die stukloopt. Maar langs omwegen kan er wel geknabbeld worden aan de positie van godsdienst in de samenleving. Dan stel je allerlei voorrechten of subsidies ter discussie. Dat is veel eenvoudiger en raakt per saldo ook de positie van de kerken.


Johnsons amendement bindt kerken​

De latere president Lyndon B. Johnson, die in 1963 onverwacht Kennedy moest opvolgen, is de man achter de strakkere spel­regels voor kerken die hun fiscale voordeel willen behouden.

In 1954 diende hij als senator van de staat Texas een amendement in op artikel 501 van de federale belastingwet. Organisaties die fiscale vrijstelling kregen, moesten „zich onthouden van deelneming in of bemoeienis met een politieke campagne voor of tegen welke kandidatuur voor een publiek ambt ook. Daartoe behoort ook het publiceren of verspreiden van verklaringen.”

Consequentie van deze aanpassing van de federale belastingwet was dat organisaties –en ook dus kerken– zich verre dienden te houden van partijpolitiek. Concreet betekent dit onder andere dat een voor­ganger vanaf de kansel tijdens campagnes voor het presidentschap niet mag zeggen dat gemeenteleden op een bepaalde kandidaat moeten stemmen. Zelfs het gebed voor één kandidaat is niet toegestaan. Wanneer een predikant dit wel doet, kan de belastingvrijstelling worden ingetrokken.

In de loop van de tijd blijkt deze maat­regel strenger te worden toegepast. De gang van zaken in Houston maakt duidelijk dat er een tendens is om niet alleen te toetsen of een voorganger zich tijdens kerkelijke samen­komsten uitspreekt voor een bepaalde kandidaat, maar dat men ook maatregelen wil nemen als een predikant vanaf de kansel commentaar geeft op een politiek beladen thema. Daarbij wordt dan als extra argument aangevoerd dat er in de VS scheiding van kerk en staat moet zijn.

De Amerikaanse godsdienstsocioloog James D. Davidson betwist dat die relatie gelegd kan worden. Vijftien jaar geleden wees hij er in een beknopte studie op dat predikanten zich in het verleden wel degelijk uitspraken over de kandidatuur van politici. Zo verzetten protestantse voor­gangers zich in 1928 heftig tegen de kandidatuur voor het presidentschap van Al Smith. Ze begeerden geen president die rooms-katholiek was. Niemand die dat vreemd vond. „De grondwettelijke regels zijn op dit punt sinds 1928 niet veranderd”, aldus Davidson

Wie de motieven en argumenten van Lyndon B. Johnson voor het indienen van het amendement bestudeert, komt inderdaad tot de conclusie dat hij de kerken bepaald niet aan strakkere regels wilde binden. Het ging hem om de heksenjacht die in de jaren vijftig werd gehouden op mogelijke communisten.

Grote motor van deze campagne tegen het rode gevaar was de Republikeinse senator voor de staat Wisconsin, Joseph McCarthy. Hij betichtte ook nogal wat Democratische politici van sympathie voor het marxisme. De lobbyorganisaties die de politieke visie van McCarthy deelden, genoten ook belastingvrijstelling. Terwijl zij zonder enige terughoudendheid politieke kandidaten bekritiseerden en zelfs verdacht maakten.

Johnson was met name bezorgd over het handelen van deze anticommunistische organisaties. Met hun verdachtmakingen ruïneerden zij de carrière van menige politicus, ook binnen de Democratische Partij, waartoe Johnson behoorde. Daarom diende hij zijn amendement in. Niet om de kerken te treffen. Maar doordat hij op geen enkele wijze zelf beschuldigd wilde worden van partijdigheid, stelde hij voor de strakkere regels voor belastingvrijstelling van toepassing te verklaren op alle organisaties en instellingen die dit voorrecht genoten.

Davidsons conclusie is helder. De kerken dienen zich niet te onthouden van een partij­politieke voorkeur vanwege de grondwettelijke scheiding van kerk en staat, maar omdat de regels voor de belastingvrijstelling dit vorderen. „Niet de wetgever, maar de fiscus heeft de stem vanaf de kansel gesmoord.”

Inmiddels is er in Amerika een beweging die strijd voor de ”vrije kansel”. Zij wil dat voorgangers het recht hebben zich uit te spreken over politieke thema’s en kandidaten. Wie de profetische taak van de kerk serieus neemt, kan soms niet zwijgen, schrijft deze beweging in een verklaring. Eén keer per jaar wordt op een zondag, dit jaar gebeurde dat op 5 oktober, het thema van de vrije kansel expliciet in de prediking en in het openbare gebed aan de orde gesteld. „Omdat de vrije verkondiging van het Woord bedreigd wordt.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer