Promotie op Biggekerkse onderwijzer Janse: calvinisme tegenover Zeeuwse bevindelijkheid
SLIEDRECHT. Halverwege de twintigste eeuw was hij een begrip in gereformeerde kringen: ”hoofdonderwijzer A. Janse te Biggekerke”. Een befaamd publicist, die correspondeerde met prominente gereformeerde theologen en filosofen, maar ook scherp de Zeeuwse bevindelijkheid kritiseerde vanuit een calvinistische verbondsvisie en wereldbeschouwing.
Voor de Nederlands gereformeerde predikant Geert van Dijk (1968) uit Sliedrecht reden om aan deze markante persoonlijkheid een proefschrift te wijden. Hij promoveert morgen aan de Theologische Universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken te Apeldoorn op ”Het concrete is het wezenlijke. Het denken van A. Janse van Biggekerke (1890-1960) over Gods verbond met mensen” (uitg. Boekencentrum, Zoetermeer).
Het klink abstract: het concrete is het wezenlijke, maar Janse wilde allesbehalve abstract zijn. Het geloof drukt zich voor hem uit in het leven van alle dag, zoals hij dat als schoolmeester praktiseerde. Daarom liep hij zowel aan tegen het abstracte scholastieke denken binnen de Gereformeerde Kerken (vooral bij de nazaten van Kuyper), maar ook tegen de bevindelijken op Walcheren. Bij hen draaide volgens Janse alles om de redding van de ziel, maar werd de wereld aan zijn lot werd overgelaten. Dat streed zijns inziens met de kernwaarden van het calvinisme.
Vernieuwing
Janse groeide uit tot een voorman van een vernieuwingsbeweging binnen de toenmalige Gereformeerde Kerken in Nederland. Hij leverde een belangrijke bijdrage aan de reformatorische wijsbegeerte. Zo was hij actief betrokken bij de oprichting van de Vereeniging voor Calvinistische Wijsbegeerte. Spraakmakend was zijn kritiek op het onderscheid tussen lichaam en ziel als een Grieks-heidense, dualistische wijze van spreken. Daartegenover plaatste hij de eenheid van de mens als levende ziel.
De onderwijzer keerde zich tegen het accent van Kuyper op de (veronderstelde) wedergeboorte en de beheersing van het verbond door de verkiezing. Janse sloot zich op dit punt aan bij Herman Bavinck, die meer dacht vanuit het verbond. Wel had Janse van Kuyper het denken in termen van de antithese overgenomen. Ook was hij minder dan Bavinck bedacht op het maken van een verbinding met andersdenkenden en andersgelovigen.
Janse legde de nadruk op de Bijbel als het Woord van God. Van daaruit bestreed hij enerzijds het mysticisme –dat het inwendige woord belangrijker achtte dan het geschrevene– en anderzijds de theologie van Karl Barth, die stelde dat het soevereine ”Wort Gottes” niet samenviel met de Bijbel. Janse beklemtoonde hiertegenover de betrouwbaarheid van de Schrift en de verbondsbeloften.
De Biggekerkse onderwijzer keerde zich tegen het zelfonderzoek dat volgens hem de mens op zichzelf wierp en tot onzekerheid leidde. Hij onderscheidde daarvan de (Bijbelse) beproeving, die gericht was op versterking in Gods vaste verbondsbeloften. Zijn boek ”Van Dordt tot ’34” behelsde een loflied op Hendrik de Cock, die volgens Janse de geldigheid van de beloften in de doop voor alle bondelingen onderstreepte en het verbond zag als grondslag van de gemeente.
Ds. Kersten
Was Janse een criticus van ds. G. H. Kersten, voorman van de Gereformeerde Gemeenten, met het oog op diens visie op het verbond, hij deelde wel zijn visie op de Duitse bezetter als wettige overheid, onder wiens oordeel men moest buigen. Janse had daarom, evenals de predikant, na de oorlog te maken met een veroordeling. Hem werd voor de periode van tien jaar zijn actief en passief kiesrecht genomen. Evenals in het geval van ds. Kersten viel er door deze kwestie een schaduw over het einde van zijn leven.
Ds. Van Dijk spaart ook zijn kritiek niet. Zo leidden Janses afwijzing van het mysticisme en het accent op het verbond volgens de promovendus tot minder aandacht voor het spreken over geloofsbeleving en het relatiekarakter van het verbond.
Ds. Van Dijk: „De realisering van het heil en het veelkleurige werk van de Geest kreeg bij hem in de uitwerking van het verbond weinig expliciete aandacht. De benadering van Janse en anderen heeft in de hand gewerkt dat in de gereformeerd vrijgemaakte traditie niet veel over gevoel en bevinding werd gesproken. De verschillen in opvatting over de toe-eigening van het heil in de decennialange gesprekken tussen Christelijke Gereformeerde Kerken enerzijds en Gereformeerde Kerken vrijgemaakt en Nederlands Gereformeerde Kerken anderzijds, zijn gedeeltelijk terug te voeren op het denken van Janse.”
Ook had Janse vanuit zijn visie op het verbond en de verantwoordelijkheid van de mens een sterker geluid kunnen laten horen tegen de wandaden van de Duitse bezetter. „Hier wreekte zich de eenzijdige nadruk op de vloek van het verbond.”
Autodidact
Janse zag zichzelf als reformator en had er grote moeite mee wanneer mensen zijn visie ter discussie stelden. Ds. Van Dijk: „Het tekent de tragiek van een autodidact die minder vatbaar is voor kritiek. Janse had iets eigenzinnigs en rebels in zijn optreden. Hij trachtte de persoonlijke geloofservaring te beschermen tegen subjectivistische ontsporingen, maar daarbij speelde zijn eigen ervaring een doorslaggevende rol. Janse legde het verbond als het ware als een raster op de Bijbel en de gehele werkelijkheid. Zijn blijvende betekenis is echter dat hij van mening was dat God betrokken is op het leven hier en nu. Janse gaf gewicht aan het denken over het praktische leven in en vanuit het verbond.”