Kerk & religie

Vergeten

Prediker 12:1

Jacobus Fruytier
3 October 2014 09:28Gewijzigd op 15 November 2020 13:20

„En gedenkt aan uw Schepper 
in de dagen uwer jongelingschap, eer dat de kwade dagen komen en de jaren naderen, van dewelke gij zeggen zult: Ik heb geen lust in dezelve.”

Helaas moeten we erkennen dat het voor ons natuurlijk is geworden God te vergeten. Door de zonde is er een gehele vervreemding gekomen tussen God, onze Schepper, en ons (Jesaja 59:2). Niet alleen haat God de werkers der ongerechtigheid (Psalm 5:5), maar elke zondaar is van God vervreemd van de baarmoeder af (Psalm 58:4). En zolang God hem in zijn eigen goeddunken laat wandelen, zo vergeet hij zijn Maker (Job 8:13). Zo wordt de goddeloze beschreven, dat hij God vergeet. Paulus getuigt dat ze vervreemd zijn van het leven Gods, door de onwetendheid die in hen is (Efeze 4:18). Hoe langer zij leven, des te meer zij van God vervreemden.

Dat duurt totdat God hen aan zichzelf bekendmaakt. Dan worden zij indachtig dat God hun Maker is, dat ze aan Hem verbonden zijn. Ze worden beschaamd en schaamrood (Jeremia 31:19). Gedenken is toch het voornaamste werk van een redelijke ziel. Zo iemand wil God kennen, erkennen, ver­tegenwoordigen en de plichten volbrengen die hij aan zijn Maker schuldig is. Hij moet al de krachten van zijn ziel inspannen tot dit werk. Daarom is dit de goddelijke eis aan Zijn schepselen: „Mijn zoon, geef Mij uw hart” (Spreuken 23:26). „Dient Hem met een volkomen hart, en met een willige ziel” (1 Kronieken 28:9).

Jacobus Fruytier,
predikant te Rotterdam

(”Salomo’s raad aan de jeugd”, 1724)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer