Christelijk onderwijs zet homoseksualiteit op agenda
DEN HAAG. Christelijke onderwijsintellingen besteden nadrukkelijk aandacht aan seksuele diversiteit. Leerlingen met een homoseksuele gerichtheid ervaren echter niet altijd voldoende veiligheid om met hun gevoelens naar buiten te treden.
Dat kwam woensdag naar voren op het symposium ”Geloof en seksuele diversiteit in de christelijke praktijk”. Organisator was de christelijke alliantie van organisaties voor lesbiennes, homo’s, biseksuelen en transgenders (lhbt) LCC Plus in samenwerking met het ministerie van Onderwijs.
In de workshop onderwijs hield teamleider H. Boersma van de gereformeerde scholengemeenschap Guido de Bres in Amersfoort een inleiding. Ze bereidt een promotiestudie voor over het effect van ”Homo in de klas”, een programma van drie lessen. Volgend jaar wil ze daarvoor onderzoek doen onder leerlingen in havo 3 en vwo 3 op vier gereformeerde vo-scholen.
Vooral de les waarin een christelijke gastpreker over zijn homoseksualiteit vertelt, maakt volgens Boersma indruk en leidt bij leerlingen tot een heroverweging van hun standpunt. Ze noemde als voorbeeld een derdeklasser die zijn vragen niet meer stelde na het horen van een persoonlijk relaas: „De homo was te aardig en mijn vragen waren te gemeen.”
Van de leerlingen geeft 50 tot 75 procent volgens Boersma aan dat de les met een gastspreker de eerste keer is dat ze een persoonlijk verhaal van een homo horen. Ze onderstreepte het belang hiervan. Richting christenen met een homoseksuele oriëntatie deed ze de suggestie terug te gaan naar hun vroegere school en aan de rector te vragen om „in de directiekamer of voor een volle aula” te mogen vertellen over hun ervaringen in die periode.
Dialoogcolleges
C. J. B. Ritmeester, opleidingsmanager bij Driestar educatief, zei dat die instelling ernaar streeft in het onderwijs het gesprek over seksuele diversiteit op gang te brengen. Hij noemde het belangrijk ouders hierbij te betrekken door hen onder meer handvatten te geven voor het gesprek thuis.
Een vertegenwoordiger van homobelangenorganisatie COC vroeg of homo’s en lesbo’s zichtbaar zijn binnen de scholen. Een docent uit het gereformeerd vo zei wel leerlingen met deze oriëntatie te kennen, geen leraren. „Ik ken die leraren wel”, zei voorzitter H. van Leeuwen van GRIP, het identiteitsplatform van gereformeerde scholen.
De COC-vertegenwoordiger spreekt geregeld leerlingen van christelijke scholen. „Ik hoor van hen: „Er wordt wel met respect over homoseksualiteit gesproken, maar de docent zegt er meteen bij: Ik wijs het af.” Dan voelt een leerling zich toch onveilig.”
Volgens Boersma is er vooral in het hoger en het universitair onderwijs sprake van zogeheten moderne homonegativiteit, die zich op een subtiele wijze uit. „Dat is lastig aan te pakken.”
Prof. dr. W. Janse, decaan aan de Vrije Universiteit, gaf aan dat het niet voldoende is als een instelling iets op papier zet over (seksuele) diversiteit. „Je bent er niet met gedragsregels.” Hij zei ernaar te streven jaarlijks met collega’s en studenten over diversiteit, in brede zin, te spreken. Ook noemde hij dialoogcolleges, waarin onder meer hersteld hervormde, boeddhistische en islamitische studenten in gesprek gaan over een thema zoals seksuele diversiteit.
Binnen de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA) zijn er volgens prof. dr. G. C. den Hertog goede en open contacten met enkele homoseksuele studenten. Zij gaven volgens hem zelf aan zich veilig te voelen op de TUA en geen behoefte te hebben aan een themabijeenkomst over homoseksualiteit, zoals een externe organisatie had voorgesteld.
Kerkenraad
Tijdens het plenaire gedeelte vertelde Joyce Overweg, lesbienne en lid van een „open” gereformeerde kerk vrijgemaakt, haar verhaal. Zij en haar partner kozen voor een geregistreerd partnerschap. Ze benaderde homoseksualiteit vanuit de liefde, onder meer verwijzend naar 1 Korinthe 13.
Overweg komt mensen tegen die een homoseksuele relatie bestempelen als een leven in zonde. „Leven in zonde, doen we dat niet allemaal?” vroeg ze zich af. De kerkenraad weet volgens Overweg „niet goed wat hij met ons aan moet, maar we mogen blijven komen.” Ze vroeg zich af of een afronding van de gesprekken met de ambtsdragers mogelijk is. „Kunnen we van een verlegenheidsstandpunt een ja of nee maken?”
In een workshop kwam de rol van kerken aan bod. Volgens de deelnemers moeten kerken en kerkelijke leiders helder uitdragen dat „haat, discriminatie, stigmatisering en geweld” rond homoseksuelen „hoe dan ook moeten stoppen.”