Kerk & religie

Vreemdelingschap is keerzijde van pelgrimage

HELLENDOORN. Vreemdelingschap is niet iets wat je bewust moet zoeken, maar wordt vanzelf ontdekt, zegt prof. dr. C. van der Kooi. „Het is gewoon de schaduw die meetrekt in het pelgrimschap. Christenen zíjn het zout der aarde, zegt Jezus in de Bergrede, niet: ze móeten het zijn.”

Redactie kerk
29 September 2014 09:13Gewijzigd op 15 November 2020 13:13
Dr. Wassenaar in gesprek met ds. Ten Broeke en dr. Van der Graaf. Beeld RD
Dr. Wassenaar in gesprek met ds. Ten Broeke en dr. Van der Graaf. Beeld RD

De hoogleraar dogmatiek aan de Vrije Universiteit zei dat zaterdag in Hellendoorn tijdens de presentatie van het boek ”Vreemdelingschap. Historische en hedendaagse stemmen uit kerk en theologie” (uitg. Boekencentrum, Zoetermeer) van dr. J. D. Th. Wassenaar. Daarin doet de schrijver, protestants predikant van Hellendoorn, een „kerkhistorisch leesverslag” over de vreemdelingschap, van de Heilige Schrift tot aan theologen van deze tijd.

Het eerste exemplaar van het boek werd aangeboden aan ds. K. van den Broeke, preses van de generale synode van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). Ds. Van den Broeke noemde vreemdelingschap een van de meest wezenlijke noties van het christen-zijn. Het wijst op de pelgrimstocht van alle christenen, zonder dat het ten koste gaat van een constructieve verantwoordelijkheid voor deze wereld.

Prof. dr. F. A. van Lieburg (Amsterdam) hield een persoonlijke causerie waarbij zijn oma, „een vreemde christin in een kleine wereld”, en de vrije predikant ds. D. Rustige de revue passeerden. Vreemdelingschap is niet alleen een thema bij de groten in de kerkgeschiedenis, maar ook bij onbekende piëtistische vromen. Ze symboliseert „het christen-zijn in niemandsland”, dat alle grenzen van natie en kerk overschrijdt.

Geen deugd

Prof. dr. C. van der Kooi (Amsterdam) noemde vreemdelingschap niet een theologische deugd. Het duidt erop dat God nog niet klaar met Zijn werk. „Dat is de reden waarom wij ons vreemdeling voelen. We wonen wel in deze wereld, hechten ons aan de plaatsen waar wij ons thuis gaan voelen. Christenen hebben het leven echter niet van henzelf, maar ze zijn van een Ander. Ze vormen de gemeenschap van mensen rond Christus, gesymboliseerd in verkondiging, doop en avondmaal.”

Prof. dr. mr. S. C. van Bijsterveld (Tilburg) stelde dat vreemdelingschap iets van een dubbele loyaliteit heeft. Zij zag twee –tegenstrijdige– ontwikkelingen: enerzijds een toegenomen positieve invloed van religie en kerk op de samenleving, anderzijds een toenemend ongemak over religie, vooral als het gaat om religieuze orthodoxie en de islam. Teken van goed burgerschap is dat religieuze overtuigingen deel uitmaken van het publieke debat. „Kerken hebben een bijdrage in het debat over het goede leven. Zij moeten zich echter wel bewust zijn van hun eigen voedingsbronnen, anders vervalt hun optreden in horizontaal spreken en maatschappelijk activisme.”

Meer dan eens had een hemelgerichte levenshouding tot gevolg dat deze wereld als een oneigenlijke plaats gezien werd, zo zette dr. Wassenaar uiteen. Dat is in de Vroege Kerk en in de middeleeuwen vele malen gebeurd, alsook onder de doopsgezinden en in de bewegingen van het puritanisme en het piëtisme. „Het komt trouwens nog steeds voor, dat pleidooi voor wereldmijding onder het motto ”Hier beneden is het niet”, en wel onder de bevindelijk gereformeerden, aan de rechterflank van het kerkelijke spectrum.”

De notie van vreemdelingschap legt de vraag naar de verhouding tussen kerk en samenleving op tafel. Dan gaat het om de identiteit van de kerk. De Hervormde Kerk richtte zich in de hervormde apostolaatstheologie van na de Tweede Wereldoorlog zozeer op de samenleving, dat haar vreemdelingschap op de achtergrond raakte. Terugblikkend zou hij niet met dr. ir. J. van der Graaf over „het bankroet van de apostolaatstheologie” willen spreken, want ze heeft ook veel positieve betekenis voor de samenleving gehad. Wel kwam de eigen identiteit van de kerk onder druk te staan. Wassenaar voelt zich verwant met prof. G. G. de Kruijf, die betoogde dat theocratische ambities op basis van het Nieuwe Testament onhoudbaar zijn. „Het belijden van het Koninkrijk van God impliceert de relativering van elke actuele staat en van elk actueel politiek programma.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer