Meditatie
Prediker 12:1
„En gedenk aan uw Schepper in de dagen uwer jongelingschap, eer dat de kwade dagen komen en de jaren naderen, van dewelke gij zeggen zult: Ik heb geen lust in dezelve.”
God beschrijft Zichzelf aldus: „Ik ben de Heere, uw Heilige, de Schepper van Israël, ulieder Koning” (Jes. 43:15). Mozes gebruikt ook die beschrijving om het trouweloze Israël te overtuigen: „Zult gij dit de Heere vergelden, gij, dwaas en onwijs volk! Is Hij niet uw Vader, Die u verkregen, Die u gemaakt en u bevestigd heeft? (Deut. 32:6). Salomo noemt Hem ook met nadruk „Uw Schepper”, niet alleen omdat God die twee eerste mensen, uit wie alle mensen voortgekomen zijn, onmiddellijk door Zijn hand geformeerd heeft, maar ook omdat Hij nu nog de Schepper van alle mensen is.
De ziel van ieder mens formeert Hij elke dag. Hij is de God der geesten van alle vlees (Num. 27:16) en de Vader der geesten (Hebr. 12:9). Hij formeert des mensen geest in zijn binnenste (Zach. 12:1). De lichamen formeert Hij in het lichaam van moeders, zo erkennen Job en David (Job 10:11, Psalm 139:14). Hij verplicht elke jongeling om te „gedenken aan zijn Schepper.” Gedenken staat tegenover vergeten. Vergeten betekent niet alleen iets uit het geheugen weg laten gaan, zodat men daaraan niet meer denkt, maar betekent ook iets verachten of verwaarlozen: „Mijn nabestaanden houden op, en mijn bekenden vergeten mij” (Job 9:14). Zo wordt van God ook oneigenlijk gezegd dat Hij Zijn volk vergeet, zoals in Psalm 10:12: „Sta op, Heere, en vergeet de ellendige niet.”
Jacobus Fruytier, predikant te Rotterdam (”Salomo’s raad aan de jeugd”, 1724)