Pinkstergelovigen en rooms-katholieken delen gezamenlijke spiritualiteit
LEUVEN. Wat heeft een rooms-katholiek met een pinksterchristen gemeen? De traditionele vooroordelen dat de rooms-katholiek genoeg heeft aan zijn doop en de sacramenten, en de pinksterchristen zich enkel op zijn bekeringservaring beroept, zijn volgens promovendus Jelle Creemers onware clichés. „Ze vinden elkaar vaak ongedacht, bijvoorbeeld in een gedeelde spiritualiteit.”
Hij promoveerde donderdag aan de Evangelische Theologische Faculteit (ETF) in het Belgische Leuven (Heverlee) op een onderzoek naar de relatie tussen de klassieke pinksterbeweging en de Rooms-Katholieke Kerk, zoals die gestalte heeft gekregen in het officiële orgaan ”Internationale dialoog tussen de Rooms-Katholieke Kerk en de klassieke pinksterbeweging”, dat in 1972 van de grond kwam. Dr. Creemers is verbonden aan de ETF, zijn promotor was prof. dr. J. Hoek.
Creemers beschrijft hoe de pinksterbeweging zich als een opwekkingsbeweging beschouwde die de kerk weer terug wilde voeren naar het oorspronkelijke, apostolische christendom.
Splitsen
Het is niet eenvoudig om een goed beeld te krijgen van de pinksterbeweging. „Er bestaat niet zoiets als dé pinksterbeweging”, aldus Creemers. „Een pinkstertheoloog heeft eens gezegd dat de pinksterkerken in staat zijn geweest om in de honderd jaar van hun bestaan over evenveel onderwerpen te splitsen als de rest van de christelijke kerk in 2000 jaar. Dat maakt de dialoog tussen beide kerken ook van een andere soort dan de ontmoeting met andere kerken. In de dialoog tussen de Rooms-Katholieke Kerk en de luthersen is men gericht op het vinden van gedeelde perspectieven, zoals de consensus over de rechtvaardiging in 1999.”
In de pinkster-katholieke dialoog worden diverse onderwerpen besproken en is er eerder sprake van elkaar wederzijds verrijken. „Dat maakt de dialoog wel vrijblijvender, maar niet minder wezenlijk. Het is niet zo dat kerken in leer erg naar elkaar toe groeien, wel worden er belangrijke misverstanden over elkaar uit de weg geruimd.”
In de begintijd heersten vooral argwaan en veroordeling. Toen de pinksterbeweging in 1906 ontstond, werd zij door de kerken –protestants en rooms-katholiek– als sektarisch beschouwd. In de Rooms-Katholieke Kerk kwam er een kentering door het tweede Vaticaans concilie (1962-1965), toen er aandacht gevraagd werd voor het „charismatisch” karakter van de kerk.
Dr. Creemers: „De kerk wordt in deze optiek niet alleen gevormd door het instituut en de sacramenten, maar is ook wezenlijk charismatisch. Daarmee wordt bedoeld dat alle gelovigen geestelijke gaven hebben, en niet alleen de vertegenwoordigers van de ambtelijke hiërarchie. Het is niet toevallig dat spoedig na dit concilie de charismatische beweging ingang gevonden heeft in de kerk van Rome.”
Een van de misverstanden was bijvoorbeeld het idee dat een rooms-katholiek alleen tevreden is met zijn doop, het heil alleen van de sacramenten verwacht en dat hij geen echte gelovige is in de ogen van pinksterchristenen omdat hij geen duidelijke bekeringservaring had. Creemers: „Tijdens de gesprekken werd duidelijk dat ook de katholieke kerk een mystieke traditie heeft waarin sprake is van een persoonlijke godsontmoeting. Aan de andere kant werd duidelijk dat de pinksterbeweging niet alleen gefocust is op de doop in de Geest of het spreken in tongen. Er kwam tijdens de gesprekken een gezamenlijke spiritualiteit naar boven. Het Vaticaan heeft naar aanleiding van deze dialoog de Zuid-Amerikaanse bisschoppen gezegd dat ze de pinksterkerken niet als sekten mogen beschouwen.”
Inmiddels gaat de dialoog tussen Rome en klassieke pinksterkerken een zesde fase in, die als onderwerp de charismata (genadegaven) heeft. „Volgend jaar wordt het slotdocument verwacht. De voortgang en mogelijke invloed in de Rooms-Katholieke Kerk hangen samen met wie er aan de leiding van de kerk staat. Benedictus XVI had minder met het charismatisch karakter van de kerk en de pinksterbeweging dan de huidige paus.”
De pinksterkerken en het charismatisch christendom hebben wereldwijd het tij mee, zo laten demografische ontwikkelingen zien. Creemers: „Dat komt mede door het feit dat de nadruk bij deze kerken ligt op het gewone leven. Pinkstergelovigen staan niet onverschillig tegenover de leer en dogma’s –integendeel zelfs–, maar ze hebben minder behoefte om er theologisch over te twisten. Het gaat hun om de christelijke praktijk. Zo zie je dat spiritualiteit verschillende geloofsgroepen kan verenigen.”