Ds. Pieters CSFR: Wie Schrift verliest, verliest Christus der Schriften
ROTTERDAM. „Belijdenisgeschriften appelleren aan de Heilige Schrift. We moeten ervoor waken ze een vorm van goddelijk gezag toe te kennen. Ze hebben geen enkel gezag dan alleen dat wat iemand er in vrijheid aan toekent.”
Dat stelde ds. W. Pieters woensdagavond in een lezing voor het dispuut Ichthus van de christelijke studentenvereniging CSFR in Rotterdam. De predikant van de hersteld hervormde gemeente te Garderen sprak de zogeheten Ad Fonteslezing uit, met als thema ”De Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Heilige Schrift”.
Kerkelijk gezag
Ad Fontes wil zeggen: terug naar de bron. Is de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB) wel een bron? vroeg ds. Pieters zich in zijn lezing af. Waarom keren we niet terug naar de vaders van de Vroege Kerk, of waarom keren we niet gewoon direct terug tot de Heilige Schrift? „Geen enkele kerk heeft de plicht de NGB te aanvaarden. Doet een gemeente dat wel, dan heeft ze gezag, en wel: kerkelijk gezag”, aldus de predikant.
Ds. Pieters gaf aan dat de Nederlandse Geloofsbelijdenis alleen in Nederlandse kerken wordt aanvaard. Op een enkele uitzondering na is dat vrijwel nergens anders het geval, zo stelde hij. Veel christenen hebben geen enkele relatie met de NGB. Toch willen ook zij over de betrouwbaarheid van de Bijbel nadenken en daarover debatteren. Ds. Pieters: „Wie aan de Nederlandse Geloofsbelijdenis gezag toekent, zal proberen om zijn visie op de betrouwbaarheid van de Bijbel te laten sporen met wat de NGB daarover zegt.”
Artikel 5 zegt dat wij de boeken van de Schrift niet zozeer aannemen en erkennen omdat de kerk ze voor zodanig houdt, maar vooral omdat de Heilige Geest getuigenis geeft in onze harten dat zij van God zijn. Opvoeding en kerk hebben hierin geen onbelangrijke functie, zo zei de predikant. „De oorsprong van de Bijbel is God. De Heilige Schrift draagt het bewijs van zijn goddelijk karakter –en dus van zijn betrouwbaarheid– bij zichzelf.”
Ongelovigen kunnen de dingen die in de Heilige Schrift voorzegd zijn, tasten. „Wie nauwkeurig studie maakt van wat er allemaal is geprofeteerd, vooral in het Oude Testament, en wat daarvan is uitgekomen, krijgt daarin een extra bewijs van de goddelijke waarheid van de Schrift.”
Moet je de Nederlandse Geloofsbelijdenis eigenlijk wel verdedigen? was een andere vraag die ds. Pieters opriep. Zijn antwoord: „De NGB bewijst en verdedigt niets, maar belijdt.”
Op de vraag waarom het voor Guido de Brès zo belangrijk was de Bijbel tegen dwalingen en opvattingen te verdedigen, antwoordde de predikant dat de Vroege Kerk zich een eeuw lang heeft gehouden aan de Vulgaat (de Latijnse vertaling van de Bijbel) en niet twijfelde aan de betrouwbaarheid van de Heilige Schrift. Het toekennen van absoluut gezag aan ook de apocriefe boeken in de Vulgaat, door de Roomse stoel, bracht daar verandering in. Dat deed ook de doperse richting, die het gezag van de Schrift juist onderwaardeerde en de Bijbel maar een dode letter vond.
Verrassend eerlijk
Tegenover de Schriftkritiek die de betrouwbaarheid van de Bijbel ter discussie stelt, stelde ds. Pieters dat de Bijbelschrijvers „zo verrassend eerlijk zijn in het weergeven van de zonden van de leiders van het volk. Je zou dat niet verwachten als ze de geschiedenis van Noachs dronkenschap, Jakobs bedrog en Davids overspel hadden verzonnen. Wie de Schrift verliest als Gods onfeilbaar Woord, verliest uiteindelijk ook de Christus van de Schriften.”