Prof. Selderhuis: Calvijn positiever over geweten dan Luther
MÜNSTER. Calvijn dacht positiever over het geweten dan Luther. Volgens de Geneefse reformator hoort de mens in het geweten Gods stem en heeft hij daarom besef van goed en kwaad.
Dat zei prof. dr. H. J. Selderhuis van de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA) maandag tijdens de zevende ”Reformierte Sommeruniversität” in Münster, een studieweek die georganiseerd wordt door de leerstoel Gereformeerde Theologie aan de universiteit van Münster, de TUA en de Johannes a Lasco Bibliotheek in Emden. Zo’n veertig studenten, predikanten, docenten en belangstellenden houden zich deze week bezig met ”Geloof en politiek in gereformeerd perspectief”.
Prof. Georg Plasger, hoogleraar dogmatiek aan de universiteit van Siegen, gaf weer hoe Calvijn dacht over de verhouding tussen staat en kerk. Hij benadrukte dat Calvijns visie gezien moet worden in het licht van de ontwikkelingen en de situatie van zijn tijd. Dat was een situatie waarin in Europa vrijwel ieder mens gedoopt en lid van de kerk was, een situatie dus waarin het christelijk geloof als bron en norm vanzelfsprekend was. Niettemin moest Calvijn antwoord geven op de vraag hoe om te gaan met een overheid die weliswaar christelijk was, maar zich tegen het protestantisme richtte. Calvijn pleitte voor getuigenis en gebed, niet voor enige vorm van ongehoorzaamheid.
Verder trok Plasger lijnen vanuit de zestiende eeuw naar vandaag. Hij concludeerde onder meer dat Calvijns visie op de overheid en op tolerantie niet zomaar over te zetten is naar vandaag, maar wel basiselementen bevat die in de huidige discussie kunnen helpen.
In de middagsessie hield prof. dr. H. J. Selderhuis een lezing over de verhouding tussen recht en geweten bij Calvijn. De reformator uit Genève sprak veel over de gewetensvrijheid, maar bedoelde daarmee altijd dat het geweten van de christen bevrijd is van het besef van schuld tegenover God. Die vrijheid mocht noch door regels van de overheid noch door kerkelijke wetten worden beperkt.
Selderhuis zag bij Calvijn niet zozeer een spanning tussen vrijheid en gebondenheid, maar een dynamiek die het steeds weer noodzakelijk maakte dat de kerk en christenen zich bezonnen op de vraag of hun gewetensvrijheid niet te vrij of misschien juist wel te gebonden werd.
Ook stelde Selderhuis dat het geweten voor Calvijn een bron was van het recht, omdat een mens in het geweten Gods stem hoort en daarom besef heeft van goed en kwaad. Dit geldt ook voor de mens die van God niets wil weten. Daarmee dacht Calvijn positiever over het geweten dan Luther, die het vooral had over het geweten dat schuldbesef oproept. Calvijn sprak met name over de bevrijding van het geweten, en over het geweten dat ervoor zorgt dat ook niet-christelijke overheden wetten kunnen vaststellen die voor een deel met Gods wet overeenkomen.