Gods werk
Psalm 126:3
„De Heere heeft grote dingen bij ons gedaan; dies zijn wij verblijd.”
Als wij een rechtschapen, dankbaar hart gelijk David hadden, zouden wij ons dan niet verheugen over alle weldaden die God ons schenkt? Deze woorden zijn als prikkels, die ook gegeven zijn van de enige Herder Christus Jezus. Onze vrede zou geweest zijn als een rivier en onze gerechtigheid als de golven van de zee die steeds op elkaar volgen (Jesaja 48:8). Hoe zou het aangezicht des Heeren als een liefelijke zon, zonder door donkere wolken verduisterd te worden, op ons geschenen hebben.
Wij hebben tot heden toe gezien, hoe onuitsprekelijk veel Nederland aan zijn God verschuldigd is. We zijn verplicht tot het tonen van ware dankbaarheid, om met hart en mond, woorden en werken de Heere te heiligen, Die zulke grote dingen bij ons gedaan heeft. Die dankbaarheid moet in het bijzonder betracht worden in de handhaving en hoogachting van des Heeren Woord en de ware godsdienst. Omdat de Heere ons daarom groot en heerlijk gemaakt heeft, zo volgt ontegensprekelijk dat wij dan ook daardoor aangedreven moeten worden om des Heeren Woord, Zijn heilige waarheid en de gereformeerde godsdienst hoog te achten, met alle macht en alle ernst te handhaven, te verheffen en voort te zetten.
Abraham van de Velde, predikant te Middelburg (”Wonderen des Allerhoogsten”, 1677)