Een bijzondere betrekking met de PKN
Gereformeerde kerken die besluiten niet op te gaan in de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) kunnen zich aaneensluiten en aangeven samen een bijzondere betrekking met de PKN aan te willen gaan. Die verwachting heeft de Bezinningsgroep van gereformeerde kerken, een groep van 25 gereformeerde kerken die zich bezinnen op de toekomst nu de PKN per 1 mei een feit is.
Door een bijzondere betrekking met de PKN behouden deze kerken hun vrijheid en zelfstandigheid, maar worden tevens pijnlijke breuken voorkomen, denkt de bezinningsgroep, waarbij onder meer ds. C. B. Elsinga uit Den Ham en ds. K. J. Bijleveld uit Garderen als initiatiefnemers betrokken zijn.
Alle gereformeerde kerken moesten een halfjaar geleden de synode antwoord geven op de vraag of zij zich konden vinden in de toen voorgestelde kerkvereniging met hervormden en luthersen. Van hen antwoordden er 89 met ”nee tenzij” of ”ja mits”. De bezinningsgroep heeft deze 89 kerkenraden door middel van een brief uitgenodigd om komende zaterdagmorgen bijeen te komen in de Ermelose Immanuëlkerk voor „gebed, onderling overleg, ontmoeting en het delen van informatie.”
In de brief aan de kerkenraden biedt de bezinningsgroep een handreiking om te komen tot „een zorgvuldige besluitvorming.” Volgens het schrijven hebben de meeste kerken die de vereniging (onder de huidige voorwaarden) afwijzen, nog niet besloten wat ze zullen doen nu de fusie een feit is. De verwachting is dat de meerderheid van de kerken die tegen de fusie bezwaar maakten, het betreurt wanneer de band met (de gemeenten binnen) de PKN verbroken zou worden. Volgens de bezinningsgroep hoeft dat ook niet, als gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om „een bijzondere betrekking” aan te gaan met de PKN.
Daarvoor verwijst de groep naar ordinantie 14.4 van de nieuwe kerkorde. Naar haar mening kunnen gemeenten die niet met de fusie meegaan, zich op grond van deze kerkorderegeling aaneensluiten en aangeven samen een bijzondere betrekking met de PKN aan te willen gaan. De band met (verwante gemeenten) binnen de PKN zou dan kunnen blijven bestaan. Ook zouden er dan mogelijkheden zijn om, bijvoorbeeld op plaatselijk niveau, met de PKN samen te werken. De bezinningsgroep vergelijkt de situatie die dan ontstaat met de huidige verhouding van de Gereformeerde Kerken in Nederland tot de Nederlandse Hervormde Kerk.
Bij een bijzondere betrekking in de zin van ordinantie 14.4 denken ds. Bijleveld en ds. Elsinga aan:
het over en weer aanvaarden van attestaties;
het wederzijds verlenen van bevoegdheid tot de bediening van Woord en sacramenten aan predikanten;
het zenden van afgevaardigden naar elkaars synoden;
de bevoegdheid van predikanten zich beroepbaar te stellen in de PKN (en omgekeerd predikanten te beroepen uit de PKN);
de mogelijkheid voor gemeenten een nauwe samenwerking met elkaar aan te gaan.
„Onze verwachting is dat ook bij de synode van de PKN het verlangen bestaat om de band met de kerken die zich niet voegen naar het besluit tot vereniging, aan te houden en gestalte te geven”, schrijven ds. Bijleveld en ds. Elsinga. Ze houden er echter wel rekening mee dat de synode voor 1 mei (de eigenlijke fusiedatum) daarover geen concrete uitspraken wil doen.
Voor het aangaan van een betrekking is het volgens de beide predikanten echter eerst nodig dat de kerken die niet meegaan met de PKN zich aaneensluiten. „Samen kunnen zij een overeenkomst met de PKN aangaan. Voor de beraadslagingen daarover en de definitieve besluitvorming is wel enige tijd nodig”, denken ze. Desgevraagd benadrukt ds. Elsinga dat de opzet van de bezinningsgroep niet zozeer is om de kerken aan te bevelen om niet mee te gaan en een bijzondere betrekking met de PKN aan te gaan. „Veeleer is de bedoeling de keuze bij de kerken zelf neer te leggen. Daarbij schetst de bezinningsgroep -je zou kunnen zeggen facilitair- een mogelijk perspectief voor de kerken die niet de vrijmoedigheid hebben om mee te gaan met de PKN.”
De bijeenkomst voor kerkenraden, zaterdagmorgen, is besloten. De kerkenraden zullen hierna weer bijeenkomen op zaterdag 28 februari in de Goede Herderkerk in Nijkerk. Deze bijeenkomst is bedoeld voor kerken die dan het besluit hebben genomen -of dat overwegen- om (voorlopig) niet mee te gaan met de PKN. „Zo mogelijk zullen dan regelingen voorbereid worden met het oog op de voortzetting van de Gereformeerde Kerken in Nederland en -indien de betrokken kerken daarvoor kiezen- het aangaan van een bijzondere betrekking met de PKN”, aldus de briefschrijvers.
Plaatselijke gereformeerde kerken mogen gedurende tien jaar het besluit nemen zich los te maken van de PKN; dit in tegenstelling tot hervormde gemeenten, die dit niet mogen volgens het door de hervormde synode aanvaarde rapport ”Om de eenheid en heelheid van de kerk”. Toch geeft de bezinningsgroep aan gereformeerde kerken die niet met de fusie meewillen, het advies dit besluit vóór 1 mei te nemen. Gebeurt dit na 1 mei, dan moet een gereformeerde kerkenraad de commissie van bijzondere zorg toelaten.
„Het wordt dan erg moeilijk bij losmaking de eenheid binnen de gemeente te bewaren”, denken ds. Bijleveld en ds. Elsinga. Bij een besluit voor 1 mei ligt dit volgens hen anders. „Dan is er kerkordelijk geen noodzaak of verplichting om van de diensten van deze commissie van bijzondere zorg gebruik te maken.”
Na de bijeenkomst van de bezinningsgroep van gereformeerde kerken in de Immanuëlkerk in Ermelo komen aanstaande zaterdagmiddag in dezelfde kerk leden bijeen van het Confessioneel Gereformeerd Beraad (CGB). Dat overleg gaat uit van het CGB-platform Beraad van Confessionele Gereformeerde Kerken (BCGK). Het bestuur van het CGB vaart een wat andere koers dan de Bezinningsgroep van gereformeerde kerken. Het hoofdbestuur van het CGB adviseerde twee weken geleden de plaatselijke kerken, in het bijzonder zij die zich hebben aangesloten bij het BCGK, het kerkverband van de Gereformeerde Kerken nú niet te verlaten.
Het beraad heeft een vijftal ijkpunten opgesteld op grond waarvan de komende tien jaar een definitieve afweging wordt gemaakt. Een daarvan is: Zijn de algemene en bijzondere belijdenisgeschriften voldoende richtinggevend voor het belijden van de Protestantse Kerk? In mei 2006 en mei 2008 zal het CGB de kerken zijn bevindingen wat betreft deze ijkpunten bekendmaken, vergezeld van een advies aan de kerken deel uit te blijven maken van de PKN of deze alsnog te verlaten. Zo nodig zullen meer momenten tot 2014 worden uitgekozen waarop het CGB een beoordeling van het beleid van de PKN en de praktische uitwerking van haar kerkorde zal geven.
CGB-voorzitter ds. D. Westerneng verwacht dat veel vertegenwoordigers van kerkenraden die ’s morgens bij de Bezinningsgroep van gereformeerde kerken zijn ook ’s middags naar de bijeenkomst van het BCGK zullen komen. „Veel kerkenraden zijn zich nog aan het oriënteren.” Ds. Westerneng zegt dat de middagbijeenkomst vooral is bedoeld om als CGB-hoofdbestuur het ingenomen standpunt inzake de PKN toe te lichten en te onderbouwen.