„Kinderzegen niet koppelen aan getal”
Het gesprek over gezinsvorming gaat vaak over kinderen krijgen; vooral over het gewenste aantal. „Maar kinderen hébben en Bijbels opvoeden is minstens zo belangrijk”, zeggen Rik van Groningen en Erik-Jan Verbruggen van De Vluchtheuvel. „Laat het gesprek dáár ook over gaan.”
Deze krant besteedde afgelopen tijd aandacht aan grote gezinnen, mede naar aanleiding van een expositie hierover in het Noordbrabants Museum. Gezinsvorming is een thema waar Van Groningen en Verbruggen niet alleen als vader, maar ook als professional mee te maken hebben.
Van Groningen is directeur van De Vluchtheuvel, een hulpverleningsorganisatie die uitgaat van de Gereformeerde Gemeenten. Verbruggen werkt er als hulpverlener en is lid van het managementteam. Beiden zijn ouderling, in respectievelijk de gereformeerde gemeente van Kapelle-Biezelinge en Dordrecht.
Na enige aarzeling wil het duo zich laten interviewen voor het slotdeel van de serie. Die aarzeling heeft een concrete reden. „De Vluchtheuvel werkt binnen de gereformeerde gezindte. Daar wordt verschillend gedacht over gezinsvorming. Zeggen wij iets over dit gevoelige thema, dan mag dat nooit ten koste gaan van het vertrouwen binnen onze achterban. Het is voor ons balanceren: we willen niet vaag zijn, maar ook niet te grote uitspraken doen. Gezinsvorming is een persoonlijk vraagstuk, dat niet is te vatten in krachtige oneliners.”
Wat is een groot gezin?
Verbruggen: „Dat is een lastige vraag. Het Centraal Bureau voor de Statistiek noemt een gezin met drie of meer kinderen groot. Als we dat criterium voor het reformatorische volksdeel hanteren, heeft bijna heel onze gezindte een groot gezin. Groot is in dit verband een relatief begrip.”
Van Groningen: „De samenleving verandert in veel opzichten, ook als het om de visie op gezinsvorming gaat. Zo’n 25 jaar geleden werd een ander getal gehanteerd voor een groot gezin dan nu. Het criterium van het CBS is niet de heersende gedachte van het reformatorische volksdeel. Dat is duidelijk. Ik ben vader van zes kinderen, maar heb ons gezin nooit als groot ervaren.”
Verbruggen: „Ik ben opgegroeid in een gezin met zeven kinderen. Anderen vonden dat veel, zelf had ik er geen probleem mee. Ik noem liever geen aantal bij de vraag wat een groot gezin is. Als het om de belasting voor de ouders gaat, is de kwaliteit van de opvoeders minstens zo belangrijk als het aantal kinderen. Een groot gezin wordt vaak geassocieerd met druk, rommelig, weinig aandacht voor de kinderen. Maar een gezin met twaalf kinderen kan op rolletjes lopen, terwijl het in een gezin met twee kinderen een puinhoop kan zijn.”
Wat zijn de mooie kanten van een groot gezin?
Van Groningen: „Het sociale. Kinderen in een groot gezin leren rekening te houden met elkaar, te delen, ze voeden elkaar op, hebben gezelligheid aan elkaar, ze maken ruzie met elkaar, maar leren het ook weer goed te maken. Daar hoef je geen opvoedingsboek voor op na te slaan. In een groot gezin leert een kind ook dat niet alles om hem draait. Dat is tegenwoordig wel een probleem. Kinderen worden gezien als een project dat moet slagen. Ouders willen hun dromen verwezenlijkt zien. Dat legt een druk op kinderen. Hoe minder er zijn, hoe groter de druk. Bij een groter gezin nemen de kinderen elkaar op sleeptouw.”
Verbruggen: „Toen ik 15 was, kreeg ik nog een broertje. Ik leerde luiers verschonen, verantwoordelijkheid dragen. En mijn vader vroeg ons als kinderen een klus te klaren, bijvoorbeeld in de zomervakantie het huis te schilderen. We deden dat met zes broers. Het positieve daarvan zal me altijd bijblijven.”
Wat is het moeilijke van een groot gezin?
Verbruggen: „Een gevaarlijke vraag die ook weer persoonsgebonden is. Als hulpverlener zeg ik: Kinderen in een groot gezin kunnen ondersneeuwen. Sommige ouders zeggen dat ook eerlijk in de spreekkamer: „Als ik terugkijk, dan heb ik sommige kinderen toch een beetje verwaarloosd. Door de drukte.” Die reactie kom ik met enige regelmaat tegen. Kinderen groeien als het ware in het wild op. Worden ze op school gepest, dan wordt daar thuis niet over gesproken. Geen tijd voor.”
Van Groningen: „Het is soms ook een gebrek aan openheid. In alle gezinnen, groot of klein, komt het voor dat er niet wordt gesproken over belangrijke onderwerpen.”
Verbruggen: „Klopt, maar een groot gezin vraagt nog meer opvoedingsvaardigheden van de ouders.”
Van Groningen: „Waarbij de gulden regel geldt: steek de meeste energie in het kind waarbij de opvoeding het minst vanzelf gaat.”
Verbruggen: „Pedagogische onmacht van ouders kan leiden tot allerlei misstanden. In een groot gezin speelt dat risico nog meer.”
Veel vaders, ook van grote gezinnen, zijn druk met werk, kerk, school en vereniging.
Van Groningen: „Dat vaders druk zijn, hoeft niet automatisch tot problemen in het gezin te leiden. Niet alleen de kwantiteit, maar zeker ook de kwaliteit van je aanwezigheid doet ertoe. Je hoeft als vader echt niet zeven avonden per week aan de keukentafel te zitten. Maar als je thuis bent, hoe ben je dan aanwezig?”
Verbruggen, met een lach: „Als je als vader van tien kinderen veel weg bent, moet je wel een geweldige vrouw hebben.”
Van Groningen: „Ik heb sinds mijn huwelijk bijna al die jaren in de kerkenraad gezeten. Mijn vrouw stond daar achter en heeft veel zaken thuis in de goede zin overgenomen. De kinderen krijgen iets mee van de drukte en de zorgen als hun vader ambtsdrager is. Maar ze ervaren ook de zegen die er verbonden is aan de dienst van de Heere. Ik zeg dit niet om ontsporingen op dit gebied glad te strijken.”
Ook in reformatorische kring neemt het aantal kinderen af.
Van Groningen: „We gaan met z’n allen bewuster met gezinsvorming om. Voorheen stonden stellen die net getrouwd waren open voor het krijgen van kinderen. Dat is nu minder het geval. Je ziet steeds vaker dat jonggehuwden eerst de tijd nemen om aan elkaar te wennen. Ze stellen het krijgen van kinderen uit. Daarbij kunnen ook zaken als de hypotheek, de studie van de man en de baan van de vrouw een rol spelen.”
Verbruggen: „We moeten niet direct een waardeoordeel over deze ontwikkeling willen uitspreken. Het gaat om tere zaken, waar we, als het goed is, op een geestelijke manier mee omgaan. Kinderen zijn een erfdeel van de Heere. Daarin is de Bijbel duidelijk. Dat vraagt van ons een positieve houding ten opzichte van het krijgen van kinderen. Dat is wat anders dan voorschrijven dat het er twee, vijf of negen moeten worden.”
Is een groot gezin Bijbels?
Van Groningen: „Grote gezinnen moet je zoeken in de Bijbel. Job had een groot gezin, en Jakob. Maar vier tot zes kinderen van één vrouw was al veel. Toch moeten we ons afvragen of we niet wereldgelijkvormiger zijn geworden in ons denken over de kinderzegen. Moderne opvattingen sijpelen door de kieren van ons bestaan naar binnen. Vaak zonder dat we er erg in hebben.”
Concreet?
„Andere afwegingen bij het krijgen van kinderen spelen een rol. We willen dat het ons en onze kinderen materieel goed gaat. Ook wij zijn besmet met het seculiere gedachtegoed. Maar moet je het duurste huis met de mooiste keuken willen hebben, of mag het ook een tandje minder? Het materiële wensenpakket is onmiskenbaar toegenomen.
Ik geloof dat we ons minder bewust zijn van de grote zegen van het krijgen van kinderen. Dat is wel iets om je zorgen over te maken. Laten we aan de andere kant beducht zijn om elkaar de maat te nemen. Een tekst als „Gaat heen en vermenigvuldigt u” moeten we niet isoleren. De leef- en voedingsgewoonten in de tijd van de Bijbel waren anders, waardoor de vrouw gedurende de zoogperiode, die lang duurde, praktisch onvruchtbaar was. De Heere gaf een soort natuurlijke pauze in het krijgen van kinderen.”
Verbruggen: „De Psalmen 127 en 128 spreken heel positief over het krijgen van kinderen, maar de Bijbel roept de man ook op om met verstand bij zijn vrouw te wonen. Een dier volgt z’n instinct, maar de mens is ook in dit opzicht anders.”
Sommigen zeggen: Als iets een zegen is, kun je er niet snel te veel van krijgen.
Verbruggen: „Als een echtpaar het krijgen van kinderen zo beleeft, is dat heel mooi. Maar kinderen hébben is nog iets anders. Hoe voeden wij hen op? Tot eer van God? Krijgen onze kinderen ook in geestelijk opzicht wat ze nodig hebben? Of volgen wij het schema van de wereld? Zijn we biddend met onze kinderen bezig? Die vragen krijgen doorgaans minder aandacht dan vragen rond het krijgen van kinderen.”
Neemt het gebruik van voorbehoedsmiddelen in reformatorische kring toe?
Van Groningen: „Die indruk heb ik wel. Vroeger werd veel stelliger gezegd: De pil is fout, die gebruik je niet. Ja, misschien alleen als er een medische reden is. Dat ligt nu genuanceerder. In ieder geval wordt er makkelijker over voorbehoedsmiddelen gesproken. Het taboe is er een beetje af.”
Hoe gaat u daarmee om als hulpverlener, als ambtsdrager?
Verbruggen: „We komen geregeld vragen tegen op het gebied van geboortebeperking. We krijgen echtparen in de spreekkamer die al een jaar geen gemeenschap hebben gehad, uit angst voor weer een kind. Dat geeft veel spanning in een huwelijk. Paulus zegt in 1 Korinthe 7: Onttrekt u zich niet van elkaar dan voor een tijd en met beider toestemming.”
Van Groningen: „Ambtsdragers geven soms goedbedoelde, maar verkeerde adviezen aan zulke echtparen. Ze zeggen: „Maar de Heere zal voor je zorgen, hoor.” Dat klinkt pastoraal, maar is ten diepste een geestelijke oneliner waar het echtpaar niet mee verder wordt geholpen. Het zou goed zijn als in de prediking en in het pastoraat meer leidinggegeven zou worden op het gebied van gezinsvorming. Er wordt gelukkig al veel aan bezinning gedaan, denk aan huwelijkscatechese en toerustingsavonden voor jonge stellen.”
Een groot gezin is mooi, maar niet iedereen kan het aan.
Van Groningen: „Daar ben ik het mee eens. Bij gezinsvorming moet je altijd rekening houden met draagkracht. Als ouders twee kinderen met bijzondere zorgen hebben, kan dat veel vergen. Zulke ouders hebben soms meer te dragen dan ouders met vier of zes kinderen.”
Wat is ten diepste het doel van kinderen krijgen?
Verbruggen: „Het is een van de belangrijkste manieren waarop de Heere Zijn Koninkrijk bouwt. Of dat altijd zo leeft bij jonge echtparen weet ik niet. Ik hoop van wel. In de hulpverlening en in de huwelijkstoerusting komt het uitblijven van de kinderzegen weleens aan de orde. Is dat een bewuste keuze van het echtpaar of is er iets anders aan de hand? Je kunt er slechts vragenderwijs over beginnen om er een open gesprek over te krijgen.”
Van Groningen: „Er is geen grotere vreugde dan deel uit te maken van het Koninkrijk van God. Ook met dat doel geeft de Heere kinderen. Dat is wat anders dan: hoe meer, hoe beter. We moeten zorgvuldig en genuanceerd over de kinderzegen spreken.”
Dit is het vierde en laatste artikel in een serie over grote gezinnen.
Lees in Digibron de eerdere afleveringen
Deel 1: Gezin XXL, RD, 26 juni 2014
Deel 2: Wijs met zeventien kinderen, RD, 3 juli 2014
Deel 3: