Kom Ook-avond: Niet áán, maar ín Hem geloven
HARDINXVELD-GIESSENDAM. In onze wandel gaat het niet om áán de Heere te geloven, maar om ín Hem te geloven. Hij werkt het geloof in je hart.
Dat zei kandidaat G. R. Mauritz zaterdagavond op een bijeenkomst van de Kom Ook Groep met als thema ”Wandel jij door het geloof?”. De bezinnings- en ontmoetingsavond in Hardinxveld-Giessendam werd door ongeveer 200 jongvolwassenen bezocht.
Kandidaat Mauritz, onder andere werkzaam als evangelist in Hoorn voor de stichting Predik het Woord, sprak over Johannes 6:22-36. In dat gedeelte spreekt Jezus over het Brood des levens. Jezus heeft de schare op een wonderlijke wijze gevoed. Ze hadden echter een aardse verwachting van Hem. Nadat Jezus Zich heeft teruggetrokken, vindt de schare Hem in Kapernaüm. Ze komen niet tot Hem met een geestelijke vraag. Ze willen nog weleens gratis eten.
Mauritz wijst erop dat Jezus hen niet wegstuurt maar het gesprek met hen aangaat. Hij zegt hun dat ze niet moeten werken om de spijs die vergaat, maar om de spijs die blijft tot in het eeuwige leven. Vervolgens legt kandidaat Mauritz de vinger bij wat de schare tot Jezus zegt: „Wat zullen wij doen opdat wij de werken Gods mogen werken?” Volgens Mauritz zijn dat de werken die Jezus goed vindt. „De mensen zijn bezig met zelf doen. Tot ons zegt Hij vanavond: Stop daar eens mee. Verwacht het niet van jezelf en ook niet van mensen. Klem je aan Mij vast en Ik zal je het Brood des leven geven. Wij zijn niet beter dan de schare die Jezus opzoekt om een teken. Van het levende brood snappen ze niets. En wij? Als wij in het levende Brood moeten geloven, snappen wij dat zomaar niet. We kunnen dan vol vragen zitten.”
Een jongere stelt dat geloven toch niet begint met werken om de spijs die blijft tot in het eeuwige leven. Volgens Mauritz bedoelt de Heere Jezus niet dat we het geloof in het Brood des levens „moeten werken uit verdienste. Dat werk heeft Hij verdiend. Hij werkt het in ons hart en geeft het ons als een genadegave. En dat werkt weer een zich toevertrouwen aan Hem. Er is dus geen discussie over het aanbieden en aan wie Hij dat doet. Jezus drijft de schare tot het missen van het ware Brood des levens. Dan geeft Hij het ze, waarop zij zeggen: „Geef ons altijd dit Brood.”” Mauritz beklemtoont dat dit wandelen is door geloof. „Hij is gewilliger om ons dat Brood des levens te geven dan ik om het te krijgen.”
De vraag: „Wandel jij door het geloof?” spoort aan tot zelfonderzoek. Mauritz: „Neem de toevlucht tot Hem. Als je dat geloof niet kent, moet je geen kant meer op kunnen. Ongeloof is de grootste zonde.” „Hoe kom ik aan dat geloof?” vroeg iemand. „Het geloof is door het gehoor en het gehoor door het gepredikte Woord. Geloof in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden.”
Een andere jongere meende dat er te veel nadruk is gelegd op het aannemen van het geloof. Het geloof is een genadegave, beklemtoonde Mauritz. „Maar toch zegt Jezus: „Werkt om de spijs die niet vergaat.””