Pionieren onder de Yali’s
In de antropologie wordt weleens gesteld dat verhalen over kannibalisme sprookjes van zendelingen zijn geweest. „We hebben het echter beleefd”, zegt de Duitse zendeling Siegfried Zöllner. Samen met de Nederlandse zendingsarts Wim Vriend vertrok hij in 1960 naar de Yali’s, een volledig geïsoleerd levende Papoeastam. Hij schreef een onthullend boek over de vergeten wereld van de Papoea’s.
Vorige maand verscheen de Nederlandse vertaling van het boek van Siegfried Zöllner, ”Vergeten wereld. Eerste ontmoetingen met de Yali’s in het bergland van Papua” (uitg. Boekencentrum, Zoetermeer; 333 blz.; 15 euro). Het is een dagboekachtig verslag van Zöllners ervaringen van 1960 tot 1973, toen hij samen met de Nederlandse dokter Vriend zendingswerk in het Yaligebied verrichtte op uitnodiging van de Evangelisch Christelijke Kerk van Papoea.
Aangrijpend was hun eerste ontmoeting met de Yali’s. De zendelingen wisten niet of zij als vrienden of vijanden zouden worden bejegend. Voor hen stond een slagorde van meer dan honderd krijgers. Zwijgend, roerloos en met strakke gezichten, pijl-en-boog in de hand. De Vriend en Zöllner liepen op hen toe, staken hun handen naar hen uit en riepen: „Nori, nori – mijn broeders, mijn broeders.” Het ijs was gebroken, de Yali’s beantwoordden deze groet met gelijke, voor de Europeanen nog onbekende, woorden.
In het hooggebergte leefden de Yali’s in een volkomen isolement, gewend aan de tradities van koppensnellen en het eten van mensenvlees. Trieste rode draad in het boek vormen de voortdurende wraakacties onder de Yali’s in het Yalimo-gebied. Op elke strooptocht volgde weer een wraakactie, en zo bleef de spiraal van geweld in stand.
Zöllner maakte de Yalihoofdman Kolubag duidelijk: „God wil dat alle mensen in vrede met elkaar leven en elkaar niet over en weer doden.” Kolubag: „Dat is onmogelijk. Jullie hebben je Bijbel, wij onze tradities, en daar blijft het bij.”
Het duurde nog tot 1968 voordat er een einde kwam aan de bloedbaden. Na alle moorden en de rouw om de doden kwamen er in dat jaar 600 tot 700 mensen naar de zondagse kerkdiensten in Angguruk. Zöllner: „De mensen merkten dat de wetten van de bloedwraak hun leven verwoestten. Zij verlangden naar vrede en zochten een weg daarheen.”
Het vertrouwen van de zendelingen werd regelmatig op de proef gesteld. Zo kwam het in 1968 tot de moord op de Amerikaanse zendelingen Stan Dale en Phil Masters in het Sengdal, omdat de bevolking bang was dat de twee zendelingen hun heiligdommen zouden aantasten. Vernietiging van de heilige voorwerpen, in de vorm van netten die bewaard werden in het sacrale mannenhuis, zou verwoestende gevolgen hebben, zo vreesde men: aardbevingen, onvruchtbare akkers, hongersnoden en ziekten.
Desondanks kreeg het christendom steeds meer ingang in het bergland van de Yali’s. Een van de eerste dopelingen was de genoemde hoofdman Kolubag. Samen met zestig anderen werd hij in 1972 in de gemeente van Angguruk gedoopt. „Zijn karakteristieke gelaatstrekken getuigden van een levendig geestelijk leven”, aldus Zöllner.
Totale zending
Zöllner bepleit een kerk die rekening houdt met de culturele achtergrond van de Yali’s. Hij prijst de levendige betrokkenheid van de Yali’s bij de kerkdiensten, tegenover de „stijve kerkdiensten” die aan de kust van Papoea gebruikelijk zijn: de liturgie en de liederen uit het Nederlands vertaald, de predikant in zijn toga. „Hij is de enige die mag spreken – meestal vanaf een kansel, die lijkt op een commandobrug.” De gemeente luistert passief mee.
Dat verschil in benadering uitte zich ook ten aanzien van de viering van het avondmaal. Bij de Yali’s gebruikt men schalen van boomschors met stukken zoete aardappel, en bamboekokers met water, geen avondmaalszilver. In de kustgebieden werd de afhankelijkheid van het ambt van predikant steeds groter. Zöllner: „Daar zijn gemeenten waar jarenlang geen avondmaal gevierd wordt omdat de bevoegde predikant het niet voor elkaar krijgt om alle ver afgelegen dorpen te bezoeken.”
Na de dekolonisatie van Afrika in 1960 brak in het Westen het tijdperk van de ontwikkelingshulp aan. Zending was niet langer een onderneming van westerse zendingsorganisaties, maar van de jonge inheemse kerken. Het toverwoord was ”comprehensive approach”: zending gericht op het geheel. Zending en ontwikkeling gingen gelijk op, wat zichtbaar was in het duo Zöllner en Vriend. Vanaf de eerste dag dat ze in het Yaligebied werkten, bestreed Vriend hardnekkige ziekten, waaronder de framboesia, een plaag van etterende zweren. Met een eenvoudige penicilline-injectie bevrijdde hij honderden Yali’s van deze plaag. „Hij legde daarmee de basis voor het grote vertrouwen dat de Yali’s ons al die jaren schonken”, aldus Zöllner.
Indonesië
De overgang van Nederlands-Nieuw-Guinea naar bestuur onder de Indonesische Republiek in 1962 is voor de Papoea’s een regelrechte ramp geweest, volgens Zöllner en Vriend. Het betekende voor hen repressie, angst en militair geweld, wat haaks stond op de beloofde bevrijding van „het koloniale juk van de Nederlandse onderdrukkers.”
Het land werd leeggeroofd en de inwoners werd bewust onderwijs en economische ontwikkeling onthouden. De Papoea’s zijn in hun rechten volkomen miskend en dreigen tot op de dag van vandaag een vergeten volk te blijven.
Zöllner en Vriend werkten in dezelfde tijd onder de Yali’s als ds. G. Kuijt en C. Fahner, zendelingen van de Gereformeerde Gemeenten. Welke herinneringen hebben zij aan deze pioniers? Zöllner: „Ik heb beiden zeer goed leren kennen. Gerrit Kuijt was een zeer conservatief mens in zijn opvattingen, ook in religieus opzicht. Hij was gestempeld door de enge wereld van zijn kerkverband en accepteerde die ook. Dat zijn organisatie veel geld had, merkte men bij zijn ondernemingen. Chris Fahner was een buitengewoon begaafd mens, maar eigenlijk geen pionier zoals Kuijt. Hij kwam toen het werk al opgebouwd was en de grondslagen van de taal onderzocht waren. Fahner heeft de taal zeer snel geleerd en boeken geschreven over de Yali’s en ook het Nieuwe Testament vertaald. Ik heb veel van hem geleerd tijdens een taalcursus omdat we in hetzelfde taalgebied werkten.”