Vietnamezen niet gebaat bij verlichtingsidealen
De SGP-jongeren moeten zich niet op het idee van mensenrechten beroepen, reageert Marius de Kok.

In een open brief aan premier Rutte roepen de SGP-jongeren hem op om tijdens het bezoek aan Vietnam niet alleen aandacht te schenken aan de economische situatie, maar ook stil te staan bij het beleid ten aanzien van religieuze minderheden, waaronder protestantse (RD 16-6). Het is een mooi initiatief om de Nederlandse regering op te roepen ook andere dan economische doelen na te streven. De ideeën waarop de SGP-jongeren zich beroepen, zijn echter zorgwekkend.
Nu bestaat er een reëel gevaar dat er begripsverwarring ontstaat over de woordkeuze in de open brief. Het probleem dat de auteurs signaleren, wordt op drie manieren verwoord, namelijk als „de precaire situatie van religieuze minderheden in Vietnam”, „de inperking van de vrijheid van godsdienst en vereniging” en een probleem van „mensenrechten.” De laatste van deze drie termen wordt het meest gebruikt, naar het zich laat aanzien om aan te sluiten bij de woordkeuze van het kabinet. Het vele gebruik van deze term baart me zorgen.
Verlichtingsdenken
Wie de geschiedenis van het begrip ”mensenrechten” kent, zal het met me eens zijn dat dit geen neutraal begrip is. Vandaag de dag verwijst het begrip mensenrechten vaak naar de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, een in 1948 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aanvaard document waarin de rechten van iedere wereldbewoner, op het niveau van het individu, staan opgesomd.
Deze opsomming van grondrechten kent een langere traditie die terug gaat naar de verlichting van de zeventiende eeuw, waarin bijvoorbeeld John Locke in zijn ”Second Treatise of Government” (1689) sprak over „unalienable rights”, onvervreemdbare rechten die ieder individu bezit. Ook de Franse Revolutie van het einde van de achttiende eeuw sprak over „les droits de l’homme et du citoyen”, rechten van de mens en van de burger. Deze traditie maakt dat ”mensenrecht” geen neutraal begrip is, maar een politiek geladen term die uitgaat van het individu en dit individu tot basis van het recht maakt.
Het verlichtingsdenken van de zeventiende eeuw kende naast de bovenstaande redeneertrant, die uitmondde in een individualistisch vrijheidsdenken, nog een andere uitkomst, in de vorm van het communisme. Dit gaat bijvoorbeeld terug op radicale denkers als Jean-Jacques Rousseau, die bijvoorbeeld de grond van Corsica in gelijke stukken onder de bevolking wilde verdelen. Hoewel het communisme met het uiteenvallen van de Sovjet-Unie een grote slag is toegebracht, wordt nog een aantal landen geregeerd door leiders met communistische overtuigingen. Een van die landen is Vietnam, waarbinnen de SGP-jongeren problemen signaleren in het minderhedenbeleid.
De oproep die vervolgens wordt gedaan aan het adres van premier Rutte om de mensenrechten te bespreken, is merkwaardig. Zoals uit het voorgaande duidelijk wordt, doen de SGP-jongeren met hun open brief de oproep om de ene variant van het verlichtingsdenken te bestrijden met een andere variant.
Hoewel de verlichting geen eenduidig politiek of maatschappelijk programma kende, had ze wel een basis die ervoor zorgde dat alle verlichtingsdenken negatief gewaardeerd moet worden. Dit fundament is het uitgangspunt van het denkende individu, waaruit de verschillende stelsels van de verlichting gebouwd werden, met als grootste stromingen het liberalisme (met een verabsolutering van individuele vrijheid, zoals de mensenrechten) en het communisme (met een verabsolutering van gelijkheid, zoals in de verdeling van bezit).
Vrijzinnigheid
De circa 90 miljoen Vietnamezen zijn niet gebaat bij de inwisseling van het communisme voor een liberaal beleid dat uitgaat van mensenrechten. Deze reizigers op weg en reis naar de eeuwigheid zijn, evenals wij, gebaat bij een overheid waarvan het grondbeginsel niet het denkende individu is, maar het onfeilbare Woord van God.
„Feitelijk zijn er”, schreef ds. J. D. Barth in ”Ongeloofspropaganda” (1925), „slechts twee beginselen: vrijheid en vrijzinnigheid. De vrijheid naar den Woorde Gods of de vrijzinnigheid van den nietigen mensch, die zich de eer en de rechten aanmatigt, welke alleen God toekomt. Het gaat om de vraag: zal de Souvereiniteit Gods erkend en geëerbiedigd, zal God en Diens rechten maatstaf en richtsnoer zijn, of zal het beginsel van de zonde en van satan worden gehuldigd: God gelijk te willen zijn, dat is: de souvereiniteit van den nietigen mensch met het valsche begrip van vrijzinnigheid?”
Dat de SGP-jongeren oproepen tot meer dan economische aandachtspunten bij het bezoek aan Vietnam, is een goed initiatief. De boodschap aan de Vietnamese regering moet echter niet bestaan uit het verdedigen van mensenrechten, die in de wortel verkeerd zijn, maar uit het oproepen tot het houden van Gods geboden, want die betamen alle mensen (Prediker 12:13).
De auteur is student geschiedenis aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.