GMV belegt boterham schaars
Een „loyale boterham tevredenheid” als resultaat van het CAO-overleg voor 2002.
Dat bepleit het GMV in zijn woensdag verschenen nota betreffende de arbeidsvoorwaarden. De vette economische jaren zijn (even) voorbij, dus mag het van het Gereformeerd Vakverbond een onsje minder zijn. Het GMV wil op drie manieren inspelen op afnemende economische groei. Ten eerste door „gewoon” minder hoog in te zetten bij loononderhandelingen. Het GMV streeft een loonstijging van 2,5 à 3 procent na, wat per sector kan variëren.
Ten tweede wil het GMV de loonkostenontwikkeling „stabiliseren” door collectieve toeslagen, bonussen, dertiende maanden en eenmalige uitkeringen, „die al snel de neiging hebben er vast bij te gaan horen”, kritisch tegen het licht te houden.
Ten derde kunnen wat het GMV betreft loonsverhogingen op een later tijdstip ingaan dan gebruikelijk is. De looptijd van de CAO kan daarbij tevens worden beperkt van een jaar tot maximaal achttien maanden.
Evenals in de arbeidsvoorwaardennota van 2000 benadrukt het GMV dat de arbeidsduur per week geen collectief vast plafond hoeft te zijn van bijvoorbeeld 36 uur. Met een urenmodel kan daarvan afgeweken worden door per maand of per jaar afspraken te maken tussen werkgever en werknemer over het aantal te werken uren.
Het GMV sluit zich overigens aan bij de gedachte dat CAO’s in steeds mindere mate een strak keurslijf zullen vormen. „Arbeid wordt in toenemende mate beïnvloed door persoonlijke voorkeuren en keuzen van werknemers. Deze trend zal zich op langere termijn doorzetten.”