IJsselmeervisser: Water is te steriel geworden
Hij is met zes schepen de grootste visser van het IJsselmeer. Maar of dat nog lang zo blijft, is de vraag. De visserij op het grootste zoetwatermeer van Nederland moet worden ingeperkt, want de visstand is dramatisch laag. Voor het bedrijf van Louwe Kaptein (59) en zijn vijf zonen uit Urk betekent dat mogelijk het einde.
Toen
Ik ben al visser sinds mijn dertiende. Ik weet nog goed dat ik ’s morgens naar school ging maar door de harde wind ondersteboven waaide met mijn fiets. Ik ging terug naar huis, en mijn vader zei: Dat komt goed uit, want we komen nog een mannetje tekort op het schip. Toen ben ik bij mijn vader aan boord gekomen.
We hadden één schip. Later, toen mijn vader ziek werd, is de vergunning op mijn naam gezet. Ik was toen achttien jaar.
In die tijd waren er alleen al in Urk zo’n negentig bedrijven die met de visserij op het IJsselmeer een goede boterham konden verdienen. Ik heb de stukken liggen uit 1958, gekregen van de vroegere SGP-wethouder Post. Toen waren er in totaal rond het IJsselmeer precies 777 visserijbedrijven. Dat is bijna allemaal weg. Nu heb je nog ongeveer 75 vergunningen voor het hele IJsselmeer, waarvan wij er 6 hebben.
In die tijd gingen we voor een vergunning gewoon naar het gemeentehuis; één vergunning voor alle geoorloofde vistuigen. We betaalden 25 gulden en dan konden we doen en laten wat we wilden.
De vangst was voldoende. Ja, in de winter was het weleens wat moeilijker. Als er een strenge winter was, gingen we wel een paar weken bij anderen aan het werk. Mijn vader deed dat al. Later heb ik het nooit meer gedaan, omdat het niet meer nodig was.
De manier waarop we een vergunning kregen, werd gaandeweg steeds ingewikkelder en duurder. We visten ooit met wel 200 netten, maar die werden afgepakt. Het moesten er maximaal tachtig worden voor een vergunning. Later werden het er vijftig.
Ook de manier van vissen werd anders. We hadden eerst de kuilvisserij, waarbij je het net over de bodem heen door het water sleept. Het is onvoorstelbaar wat voor mooie, vruchtbare grond je daarvan kreeg. Je wist niet waar de paling allemaal vandaan kwam, zo veel zat er. Maar de kuilvisserij werd door toedoen van de sportvissers verboden. Vanaf toen is de palingstand vrijwel direct gaan zakken.
Nu
Op dit moment vis ik met vijf zoons en een aantal werknemers. We hebben zes schepen en dus ook zes vergunningen.
Mensen van de vogelbescherming en de sportvisserij zeggen dat wij veel te veel vangen, waardoor er voor de sport en de vogels niet genoeg overblijft. Het klopt dat de visstand erg laag is, maar dat komt niet door ons. Wij zijn juist steeds verder ingeperkt.
Het komt doordat het water te schoon is geworden. Doordat het onze broodwinning is, zagen we jaren geleden al dat er wat aan de hand is. Er waren enorme hoeveelheiden jonge snoekbaars en rode baars, maar die groeiden nooit op. Na een jaar of drie, vier dachten we: Nu moeten we ze kunnen vangen. Maar nooit zag je er iets van terug. Vijf jaar geleden zeiden we al: Die jonge vis wordt door aalscholvers opgegeten óf gaat dood.
Dat werd nooit serieus genomen, maar nu blijkt uit onderzoek dat jonge roofvissen als snoekbaars en rode baars zich tot een bepaalde grootte kunnen redden met plankton. Maar er zit niet genoeg plankton in het water om ze de kracht te geven zelf te gaan jagen. Ik denk dat er maar een heel gering percentage van de jonge snoekbaars groot wordt.
Door het gebrek aan fosfaten in het water gingen ook de driehoeksmosselen dood, en die zijn weer voedsel voor de voorn en de watervogels. Het is dus geen overbevissing, het is het water dat te steriel is.
De oplossing is volgens mij dat boeren net als vroeger de mest in het water mogen laten lopen. Daar wordt het niet smerig van; daarmee komt de vruchtbaarheidscyclus juist terug.
Straks
Een grote klap zal voor ons zijn als naast de bestaande beperkingen ook de zegenvisserij aan banden gelegd wordt. Dat is een manier van vissen waarbij je een staand net gebruikt, dat met een rondtrekkende beweging heel langzaam naar de wal getrokken wordt. Zelfs daar is kritiek op. Maar wij hebben die tak van visserij op het IJsselmeer juist opgezet omdát we steeds kritiek kregen van de vogelbond en de sportvisserij.
Hier zien de vogelvrienden en sportvissers een kans. Ik ben er steeds meer achter gekomen dat wij het als vissers nooit goed genoeg doen. Velen van hen willen nu eenmaal het liefst dat we verdwijnen.
En toch geloof ik dat er een toekomst is voor de IJsselmeervisserij. De mensen hebben vaak genoeg tegen me gezegd: Waar begin je aan, daar is toch geen droog brood in te verdienen? Maar ik ben nu 59 jaar en ik ben nooit zonder brood naar bed gegaan, en onze jongens ook niet.
Wel hebben we dingen veranderd. Zo is een deel van onze schuur een hoedenwinkel geworden. Dat moest wel, om de teruggang in de visserij het hoofd te bieden.
Maar als de waterkwaliteit verandert, kan het snel beter worden. God heeft een grote veerkracht in de natuur gelegd. Het is buitengewoon om te zien hoeveel jonge vis er komt van maar een klein beetje kuit. Die visjes doen gelukkig niet aan geboortebeperking, dat scheelt.
En als het niet beter wordt? Tsja. We hadden hier in Urk vroeger een arme, oude man, getrouwd met een vrouw die Marijtje heette. Die man viste met een klein bootje en een paar netjes op bot en schol en wat niet al. Hij kwam op een keer in de haven, en daar stond een man op de wal. Die vroeg: „Heb je nog wat gevangen?” „Een Petrusvangst”, zei de visser. De man op de wal vroeg hoeveel dat wel niet was. „Twee botjes”, was het antwoord. Het wonderlijke was: niet één, maar twee. „De Heere dacht ook aan Marijtje”, zei hij. Echt, die man was zelfs met twee botjes rijk.