Ds. P. P. M. Huet, een rusteloze waarheidszoeker
GOES. De hervormde predikant D. P. M. Huet (1827-1895) was niet bepaald een doorsnee predikant. Hij liep vast met de calvinistische verkiezingsleer, kwam onder invloed van de evangelische Brightonbeweging en was zelfs een tijd lang aanhanger van het spiritisme.
C. J. de Kruijter presenteerde vrijdag in Goes een biografie over deze spraakmakende opwekkingsprediker, getiteld ”Zoeker naar waarheid en zekerheid. Dominee D. P. M. Huet (1827-1895) als opwekkingsprediker en ‘christen-spiritist’” (uitg. Bond van Vrije Evangelische Gemeenten in Nederland, Velp). De Kruijter was voorheen archivaris en ambtelijk secretaris van de generale synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland.
Het boek is uitgegeven met steun van het Seminarium van de Bond van Vrije Evangelische Gemeenten in Nederland, omdat Huet bevriend was met predikanten uit de vrije christelijke gemeenten, de oprichters van de latere Bond van Vrije Christelijke (later: Evangelische) Gemeenten (1881). Voor deze gemeenten waren de Brightonconferenties, een Engelse opwekkingsbeweging in de negentiende eeuw, een samenbindende factor. Zij had grote invloed in kringen van vrije gemeenten die waren ontstaan uit het werk van de predikanten Jan de Liefde (Amsterdam), Huibert Jacobus Budding (de legendarische afgescheiden predikant in Zeeland) en Hermanus Willem Witteveen (zendingsgemeente te Ermelo).
Ds. Huet was een zoeker naar geloof en zekerheid, zoals de titel mooi uitdrukt. Na een ontmoeting met ds. O. G. Heldring ging hij theologie studeren, maar zekerheid over de echtheid van zijn geloof ontbrak hem. Tijdens een verblijf in Zuid-Afrika maakte hij een religieuze opleving mee die hem wees op de bijzondere werkingen van de Geest. Hij werd predikant in Dirksland, maar zijn prediking werd niet gewaardeerd en leidde tot onvrede in de gemeente. Hij kwam in contact met Kuyper, die hem polste voor een beroep naar Amsterdam, maar het beroep dat hij kreeg nam hij niet aan.
In Dirksland besefte Huet dat in zijn prediking de liefde ontbrak. In zijn pastorale werk ontmoette hij veel lijdelijke vroomheid onder orthodoxe kerkgangers die hem twijfelen deed aan de juistheid van de calvinistische verkiezingsleer. Deze stond op gespannen voet met de liefde van God en maakte het Evangelie krachteloos, ja was verantwoordelijk voor de droevige toestand van kerk en godsdienst in Nederland. „Zooveel staat bij mij vast dat de tegenwoordige rechtzinnigheid niet anders is dan een van de vele vormen van den afval en even zeker ter helle leidt als het modernisme of het roomschdom.”
De Brightonconferentie van 1875, gericht op heiliging, het ervaren van een ononderbroken gemeenschap met God en vervulling met de Heilige Geest, was een opsteker. Huet wilde tevergeefs de ideeën in Dirksland in praktijk brengen. Het lukte hem beter in Oosterwolde en Nunspeet, hoewel ook daar tegenwerking kwam. Kuyper brak na een periode van enthousiasme met Brighton en de vriendschap met Huet verdween helemaal nadat Huet zijn twijfels over de verkiezing liet weten. Kuyper vond dat de Brightonbeweging gestoeld was op een arminiaans methodisme dat niet verenigbaar was met het calvinistische beginsel.
In Goes kwam Huet in aanraking met spiritistische verschijnselen in een gezin dat leed onder geestverschijningen. Huet voelde er aanvankelijk weinig voor, maar hield in toenemende mate spiritistische seances gericht op het contacten leggen met overleden geesten. Kuyper beschuldigde Huet van duivelskunsten en heidense gruwelen. Huet verdedigde zich dat hij niet doden had opgeroepen maar dat geesten van gestorvenen tot hem spraken en hem een onmisbare prediking brachten. Het spiritisme, dat een typisch verschijnsel was van de negentiende eeuw, zag hij als een openbaring van een hogere wereld.
Toch brak hij uiteindelijk na een ontmoeting met ds. J. G. Smitt, zijn vroegere vriend uit de tijd van de Brightonconferenties en predikant van de (vrije) evangelische gemeente te Amsterdam, met het spiritisme. In een brochure legde hij verantwoording van deze ommekeer af. Gevaarlijk, onbetrouwbaar en zondig noemde hij het spiritisme nu. Huet was voor velen een geliefde en boeiende persoonlijkheid, een bekende kanselredenaar. De spiritistische periode had zijn gezondheid aangetast. Op 9 april 1895 overleed hij volgens zijn vrienden „in den vrede van een welverzekerd geloof.”