„Nederlander heeft kerk niet nodig om te geloven”
Nederlanders zijn de afgelopen jaren anders gaan geloven: religie en kerk vallen lang niet altijd meer samen. Behalve religie binnen verband is er steeds meer sprake van religie buiten verband.
In het maandag verschenen onderzoek ”Geloven binnen en buiten verband” geeft prof. dr. Joep de Hart een beeld van de veranderingen die zich de afgelopen decennia hebben voorgedaan in de levensbeschouwelijke opvattingen en de kerkelijke betrokkenheid van de Nederlandse bevolking. Aan de orde komen onder meer de godsdienstige situatie in Nederland vergeleken met die in andere landen, de kerkbinding van de Nederlanders en hoe zij denken over God, over een leven na de dood en over de interpretatie van de Bijbel. Verder wordt er aandacht besteed aan de vraag of zij zichzelf typeren als een spiritueel mens en wat zij hieronder verstaan.
Rechtzinniger
Er is in honderd jaar tijd veel veranderd, zo blijkt. Een eeuw terug was godsdienst sterk geïnstitutionaliseerd en viel levensbeschouwing doorgaans samen met een kerkelijke gemeenschap. In 1909 waren, blijkens de toen gehouden volkstelling, acht op de tien Nederlanders aangesloten bij een van de twee destijds grootste kerkgenootschappen: de Nederlandse Hervormde Kerk (44 procent) en de Rooms-Katholieke Kerk (35 procent). Ongeveer 10 procent van de bevolking noemde zich gereformeerd; slechts 5 procent rekende zich tot geen kerk of godsdienstige groepering.
Vandaag de dag ziet het plaatje er totaal anders uit. Steeds minder Nederlanders zijn verdeeld geraakt over steeds meer kerken, die bovendien steeds rechtzinniger in de leer zijn omdat vooral de meer vrijzinnige stromingen te kampen hebben gehad met ledenverlies.
De typering van Nederland als een zeer geseculariseerd land spoort hoogstens met de cijfers als het gaat om lidmaatschap. Er zijn naar verhouding weinig kerkleden, maar die blijken minder passief te zijn dan in veel andere Europese landen.
Inkrimping
Duidelijk is in ieder geval dat de positie van de Nederlandse kerken de afgelopen decennia sterk is verzwakt. Uit cijfers van de kerken zelf blijkt dat er sprake is van voortdurende inkrimping: qua ledental, kerkgang, deelname aan kerkelijke rituelen en aantal kerkgebouwen.
Nog duidelijker komt de ontkerkelijking in enquêtecijfers naar voren. In 1970 rekende nog ruim 60 procent van de bevolking zich tot een kerkgenootschap, in 1980 gold dit voor de helft, in 2012 voor nog maar 30 procent. Halverwege de jaren zestig ging de helft van de Nederlanders wekelijks naar de kerk, halverwege de jaren tachtig was dit 17 procent, inmiddels nog maar 10 procent. Vijftig jaar terug zag ruim een derde van de Nederlanders in de predikant of pastoor een belangrijk aanspreekpunt bij gewetensproblemen, inmiddels geldt dit voor nog geen 10 procent.
De ”très riches heures” van kerkelijk Nederland zijn voorbij, stelt onderzoeker prof. dr. Joep de Hart vast. Aan de andere kant: nog altijd komt het percentage Nederlanders dat helemaal nooit in een kerk komt, niet boven de 15 uit. En het aantal Nederlanders dat in religieus opzicht van huis uit niets heeft meegekregen, omvat niet meer dan een derde van de bevolking.
Zelfspiritualiteit
Van een religieloos tijdperk is geen sprake, stelt De Hart. Zo’n 20 procent van de bevolking omschrijft zichzelf weliswaar als atheïst, maar dat is net zo veel als het percentage dat vast overtuigd is van het bestaan van God. Er zijn veel meer mensen die zeggen in een hogere macht te geloven of die geloven met de nodige twijfels.
Ook onder de van huis uit onkerkelijken noemt een minderheid zichzelf atheïst. Terwijl slechts een derde van de Nederlanders regelmatig ter kerke gaat, ziet ongeveer de helft zichzelf als een op zijn minst enigszins gelovig mens – en dat geldt zelfs voor een op de vijf van huis uit onkerkelijken.
In de afgelopen decennia liep de kerkelijkheid duidelijk sneller terug dan het geloof in een God of hogere macht. Meer dan vier op de tien buitenkerkelijken rekenen zich niet tot de atheïsten of agnosten, maar geloven in een God of zoiets als een hogere macht. Vier op de tien buitenkerkelijken onderschrijven ten minste één kerkelijke leerstelling.
Zelfspiritualiteit –de overtuiging dat de zin van het leven ligt in de ontdekking van je ware ik, je authentieke zelf– blijkt wijdverspreid. Bijna negen op de tien Nederlanders zijn het daarmee op zijn minst enigszins eens.
Ontkerkelijking betekent dus niet dat mensen nergens meer in geloven of geen belangstelling hebben voor spirituele onderwerpen, aldus De Hart. „Vaak geven zij die op individuele wijze vorm of in informele netwerken. Naast geloven binnen verband is er ook veel geloven buiten verband.”
Lees in Digibron
Nederland neemt snel afscheid van de kerk (Reformatorisch Dagblad, 01-03-2013)
„Onderzoeksgegevens kerkgang nog jaren vervuild”: CBS-cijfers over Protestantse Kerk in Nederland geflatteerd (Reformatorisch Dagblad, 22-12-2012)
Vertrouwen in kerk tot dieptepunt gedaald – rapport SCP (Reformatorisch Dagblad, 18-11-2011)
Bezoek aan moskee daalt snel: CBS publiceert rapport over religie (Reformatorisch Dagblad, 29-07-2009)
„Evangelische beweging stopt secularisatie niet” : SCP brengt ontkerkelijking cijfermatig in beeld (Reformatorisch Dagblad, 02-09-2008)
Leegloop kerken gaat minder snel. SCP: Betrokkenheid leden is groot (Reformatorisch Dagblad, 13-09-2007)
God in Nederland: SCP-onderzoeker dr. De Hart: Werk aan de winkel voor de kerken – interview met Joep de Hart (Reformatorisch Dagblad, 14-04-2007)
Ontkerkelijking zet door: Leven in een geseculariseerd land door P. J. Vergunst (De Waarheidsvriend, 21-09-2006)
Europa uitzondering op regel (Reformatorisch Dagblad, 05-09-2006)
Ontkerkelijking gaat gestaag door: „Nederland in 2020 land buitenkerkelijken” – rapport SCP (Reformatorisch Dagblad, 05-09-2006)
Formeel kerklid, maar feitelijk vertrokken: Sociaal en Cultureel Planbureau brengt opvattingen kerkverlaters in kaart (Reformatorisch Dagblad, 08-08-2003)
Kerkverlaters blijven ‘geloven’’. SCP: In 2010 nog 25 procent kerkelijk (Reformatorisch Dagblad, 08-08-2003)