Nog eens een gedoogcoalitie? Oef, moeilijke vraag
Zouden ze deze week een fles champagne hebben ontkurkt? Feit is dat Rutte en Samsom hun handjes mogen dichtknijpen nu de Kamer donderdagavond met ruime meerderheid het wetsvoorstel voor een nieuwe WMO aanvaardde. Daarmee zijn immers alle belangrijke bezuinigingen die deze coalitie wilde doorvoeren binnen, of bijna binnen.
Een prestatie van formaat. De nieuwe Bijstandswet, de herziene Jeugdwet, een aangepast pensioenstelsel, een aangescherpte WW, veranderingen op de woningmarkt; al deze grote beleidsoperaties zijn het parlement gepasseerd of bezig te passeren. Straks gaat Rutte II –alle scepsis van criticasters ten spijt– warempel nog de geschiedenisboekjes in als een kordaat en krachtig hervormingskabinet.
Dat het succes van Rutte II ondenkbaar is zonder de vruchtbare samenwerking met D66, ChristenUnie en SGP, doet aan het resultaat niets af, maar roept wel een tweetal vragen op. Eén: als die samenwerking nu zó glad en harmonieus verloopt –we hoorden de afgelopen weken niet één wanklank–, had het dan eigenlijk niet nog beter geweest als deze partijen vanaf het begin ín de coalitie hadden gezeten?
Het antwoord op die vraag is eenvoudig: nee. Want dat deze vijf partijen zo’n goede samenwerkingsvorm hebben gevonden, was tijdens de formatie van 2012 niet te voorzien. Lang hebben Rutte en Samsom erover gedaan om de juiste regeermodus te vinden, lang hebben zij nagelaten de oppositie werkelijk een ”uitgestoken hand” te bieden. Pas toen het met het pensioenstelsel in de Senaat vast dreigde te lopen, ging bij hen eindelijk de knop om. Het idee dat het best vanaf het begin een vijfpartijenkabinet had kunnen zijn, is een vorm van ahistorisch denken.
Tweede vraag: als het dan nu zó goed en vlot loopt met een minderheidskabinet, is dit dan misschien dé formule voor de toekomst? Anders geformuleerd: als er volgende week verkiezingen zouden zijn, en de uitslag was gelijk aan die van 2012, zouden ze dan met elkaar wél een vijfpartijenkabinet willen? Of gaan ze ook dan weer voor de minderheids- en gedoogconstructie?
Een antwoord op die vraag is moeilijk te geven. Het verschilt vermoedelijk sterk per partij. Rutte, de politieke jongleur bij uitstek, zou vast opnieuw voor de huidige variant gaan. Samsom, de ”controlfreak”, zal wellicht liever een gewoon kabinet hebben, maar zou er uiteindelijk toch niet voor kiezen, uit aversie tegen Pechtold en D66.
En dan de C3. Als het verhaal klopt dat Pechtold vorige zomer serieus met VVD en PvdA in gesprek was over toetreding tot de coalitie (de beruchte ”strandwandeling” met Samsom), dan is het antwoord van D66 eveneens duidelijk: liever echt meeregeren.
De ChristenUnie kijkt waarschijnlijk met heimwee terug op de tijd dat zij nog in de Trêveszaal zat en Rouvoet vicepremier was. Dat waren nog eens tijden! Slobs balans zal daarom vast overhellen naar dezelfde kant van Rutte en Pechtold: liever op het pluche dan er net naast.
En de SGP? Aan de keuze van Van der Staaij hoeven we niet te twijfelen. Gedogen is voor zijn partij dé manier om disproportioneel veel invloed uit te oefenen, zonder de ongemakken die behoren bij meeregeren: echt verantwoordelijk zijn voor het totale kabinetsbeleid, vergaderen op zondag et cetera. En het blijkt electoraal lucratief te zijn: de partij staat in de peilingen regelmatig op vier zetels.
Toegegeven, het is maar een gedachte-exercitie. Misschien leveren de eerstvolgende Kamerverkiezingen wel voldoende mogelijkheden op voor een overzichtelijk meerderheidskabinet van twee of drie partijen. Maar de kans op het omgekeerde is groter. En met het oog op die situatie is het vooraf grondig evalueren van het fenomeen gedoogconstructie geen overbodige luxe.