Opinie

Christelijk zorgcollectief roept vragen op

De organisatie van het nieuwe collectief voor christelijke jeugdhulp (RD 10-4) is onduidelijk. Er zijn nog te veel open eindjes terwijl de tijd dringt, stelt Maurits Struik.

Maurits Struik
17 April 2014 12:01Gewijzigd op 15 November 2020 10:08
beeld ANP
beeld ANP

Met veel enthousiasme brengt G. R. van Leeuwen een nieuw collectief voor christelijke jeugdhulp onder de aandacht (RD 10-4). Vooralsnog roept het initiatief echter vooral vragen op. Voordat de christelijke hulpvrager de oproep van Van Leeuwen om zich voor hulp tot dit collectief te wenden steunt, is meer uitleg over het initiatief wenselijk.

De jeugdwet die onlangs is aangenomen, bepaalt dat gemeenten vanaf volgend jaar zelf mogen beslissen welke organisaties zij inzetten. Gemeenten krijgen naast preventie en jeugdgezondheidszorg ook de verantwoordelijkheid voor jeugd-ggz, jeugd-AWBZ en gesloten jeugdzorg. Naast deze zaken krijgt de gemeente ook verantwoordelijkheid voor de WMO, de participatiewet en er komt een nieuw stelsel voor passend onderwijs.

Al deze veranderingen kunnen worden samengevat in de woorden dichtbij en meedoen. Het doel is de hulp snel, zo enkelvoudig en zo goedkoop mogelijk te organiseren. Verspreide verantwoordelijkheden worden naar een lokaal niveau gebracht; de transitie.

De transitie binnen de jeugdhulpverlening gaat gepaard met een transformatie. Men probeert knelpunten in de huidige jeugdzorg te lijf te gaan met een andere manier van denken en handelen.

Om deze transformatie vorm te geven, richten gemeenten zich op het inrichten van een nieuwe zorgstructuur die onderverdeeld wordt in generalistische en specialistische vormen van jeugdhulpverlening. Eerstelijnshulpverlening moet de onbeheersbaarheid van de zorgkosten terugdringen, de versnippering tegengaan en de verhoudingsgewijs grote hoeveelheid geld en aandacht aan specialistische jeugdhulpverlening beperken.

Er gaat geld en aandacht naar het benutten van het probleemoplossend vermogen van kinderen, ouders en het sociale netwerk. Men wil dit bereiken met tijdige hulp, die op maat ingezet wordt en georganiseerd wordt in netwerken van efficiënte samenwerking rond gezinnen.

Vragen

Het nieuwe christelijke zorg­initiatief wringt op een aantal punten fors met de transitie en de transformatie. Ik heb de indruk dat een groot deel van het christelijke hulpaanbod in de eerste lijn, op gemeentelijk niveau, past. Intussen heeft het initiatief een bovenregionale vorm. Door als collectief naar buiten te treden is niet helder welke plaats men wil innemen in het nieuwe sociale domein. Koopt de wethouder dure specialistische zorg in? Bereikt een christelijk gezin via een schakelfunctionaris hulp die dichtbij georganiseerd is? Kan een bovenregionaal werkende organisatie waarmaken dat de kracht van het sociale netwerk rond een gezin duurzaam wordt gemobiliseerd?

Er blijft versnippering met dertien zelfstandigen achter één gezicht. Hoe gaat men bij 41 zorgregio’s aan tafel raken, budgetten onderhandelen en gezinnen vinden met een christelijke match? Welke inzet komt er bijvoorbeeld voor christelijke gezinnen in Noord-Holland of Brabant?

Er is meer uitleg over het initiatief nodig. Het is vijf voor twaalf. Veel gemeenten zijn al in overleg met aanbieders over de budgetten voor volgend jaar. Het zou prachtig zijn als er ruimte blijft voor jeugdhulpverlening vanuit christelijke waarden, maar dat vraagt heel wat meer dan een nieuw collectief in deze vorm.

De auteur is teamleider in de jeugdzorg, relatie- en gezinstherapeut en sociaalpsychiatrisch verpleegkundige.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer