„Bijbel kent geen bijzondere status van heiligen”
UTRECHT. Heiligen hebben in de geschiedenis het imago van bijzondere of heldhaftige christenen. Volgens het Nieuwe Testament is echter iedere gelovige een heilige, een mens die door de Heilige Geest wordt bewaard en het eeuwige leven in het vooruitzicht heeft.
Dat stelde drs. Hans van Reisen dinsdag in Utrecht tijdens een studiemiddag naar aanleiding van een nieuw vertaalde bundel preken van Augustinus over martelaren en heiligen, getiteld ”Stratenmakers en brugwachters” (uitg. Damon, Budel). De studiemiddag was georganiseerd door Luce, Instituut voor Religieuze Communicatie van de School for Catholic Theology van Tilburg University, in samenwerking met het Augustijns Instituut in Eindhoven.
De verering van heiligen wortelt volgens Van Reisen, studiesecretaris van het Augustijns Instituut, in de eerbied die men had voor gelovigen die door hun leven en sterven getuigenis hadden afgelegd van hun geloof in Jezus Christus. Het is dan ook bij de martelaren dat de heiligenverering in de bijzondere betekenis van het woord begint. Zij hadden om hun geloof lichamelijke kwellingen verduurd en hun leven opgeofferd. Dat onderscheidde hen van belijders (”confessores”), christenen die tijdens vervolging het geloof niet hadden prijsgegeven, maar er ook niet om ter dood werden gebracht.
Wonderverslagen
„Africa ligt vol met lichamen van heilige martelaren!” verzuchtte Augustinus eens in een brief. De Romeinse provincie Africa, tussen de Middellandse Zee en de Sahara, leek bezaaid met gedenktekens in allerlei soorten en maten.
In de laatantieke periode koos men er steeds uitdrukkelijker voor om overblijfselen van heilige martelaren weg te halen uit de graven buiten de stad, zoals in 425 met Stefanus in Jeruzalem was gebeurd. Die overbrengingen brachten een groeiende devotie teweeg: aan relieken werden heilzame krachten toegeschreven.
Lange tijd had Augustinus aan wonderbaarlijke fenomenen rond relieken geen enkele aandacht willen schenken. Maar na zijn zeventigste levensjaar veranderde zijn houding. Van Reisen: „Hij nam afstand van vroegere laatdunkende opmerkingen over het volksgeloof en begon zelfs een archief aan te leggen van wonderen die plaatsvonden in de Stefanuskapel van de basilica in Hippo. Hij stimuleerde enkele bevriende collega’s om hetzelfde te doen. En blijkbaar met succes, want binnen twee jaar had hij al zeventig wonderverslagen verzameld. Een flink aantal ervan gebruikte hij in zijn grootse afsluiting van ”De stad van God”.”
Maar Augustinus kende ook zijn grenzen met betrekking tot het vereren van martelaren. „Het beslissende criterium om echte en onechte bloedgetuigen van elkaar te onderscheiden, is niet vervolging of het ondergaan van folteringen. Het gaat om de zaak waarvoor men sterft, en dat is volgens Augustinus de zaak van Jezus Christus en de Katholieke Kerk. Heiligen hebben een functie van voorbeeld en voorspraak, maar zij worden volgens Augustinus niet aangebeden, die eer komt alleen Christus toe. Zij kunnen echter wel helpen in de voorspraak voor de Allerhoogste.”
Het standvastige karakter van elke heilige verwijst volgens Augustinus naar de Geest van Christus. „Standvastigheid als kracht voor een deugdzaam leven heeft niets met stoere hardheid te maken, want dan wordt er alleen blijk gegeven van gepantserde weerstand en ontbreekt de verwijzende functie naar Jezus Christus.”
Kunsthistorica Paula Hertogh van het Utrechtse Museum Catharijneconvent belichtte afbeeldingen van Augustinus door de eeuwen heen. De kerkvader wordt afgebeeld met de bisschopsmijter en -staf, of bevindt zich in renaissancesfeer: in een studeerkamer tussen de boeken. Michelangelo benadrukt meer de denker en twijfelaar. Op latere schilderijen is de kerkvader veel dichter bij de mensen te zien, zoals een sober geklede Augustinus bij Jacob Bellevois (1660).
De heiligenverering zoals die sinds de vierde eeuw gestalte kreeg, ging gepaard met het bezoeken van graven en relieken, aldus Charles Caspers, stafmedewerker van het Titus Brandsma Instituut. „Men ging erheen voor de voorspraak en om te danken. Bidden doe je tot God, maar je vraagt aan heiligen om mee te bidden met jou, zeg maar een soort geluidsversterking. Wat opmerkelijk in katholieke kring is, is dat de voorbede vooral gericht is tot Maria.”
Lourdes
Wonderen zijn nog steeds actueel, aldus Caspers. Hij verwees naar „nog steeds veelvoorkomende gebedsverhoringen” op voorspraak van heiligen en door het zien van prentjes van heiligen. „Pelgrimsplaatsen in de gehele wereld worden massaal bezocht. In Mexico-stad komen 25 miljoen pelgrims per jaar. Bezoekers van Lourdes ervaren daar de ontmoeting met de anderen of de Ander als een wonder, waardoor zij hun zorgen voor God neer kunnen leggen.”
De augustijn Joop Smit wees erop dat Augustinus geen hagiograaf is die levensbeschrijvingen van martelaren produceert. „Dat was verrassend om te merken, en ik was er blij mee. Ik zat niet op hagiografieën te wachten. De rode draad door zijn preken is: wie het leven verliest om Christus, die zal het behouden. Wat is het leven van ons eigenlijk waard, het gaat ontzettend snel voorbij. Augustinus is letterlijk bezig met lévensbeschouwing.”