Van den Toren: Oude apologetiek kan niet meer
AMERSFOORT. Christelijke apologeten dachten vroeger dat het christendom een universele waarheid bezat die in alle redelijkheid ook aan niet-gelovigen duidelijk gemaakt kon worden. Deze klassieke apologetiek kan in onze multiculturele en multireligieuze samenleving niet meer.
Dat zei dr. Benno van den Toren zaterdag. „Nu is de christelijke apologetiek meer een interculturele dialoog”, stelde de hoogleraar op de studiedag ”Apologetiek” die de hbo-opleiding missionair werk van de Evangelische Theologische Academie had georganiseerd.
Dr. Van den Toren, sinds 1 januari hoogleraar interculturele theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) in Groningen, hield zaterdag op de studiedag drie lezingen over apologetiek of geloofsverantwoording.
„Waarom doen we eigenlijk aan apologetiek en is er wel een Bijbelse grond voor?” vroeg de theoloog aan de honderd aanwezigen. Volgens 1 Petrus 3:15 moet iedere christen bereid zijn rekenschap af te leggen van de hoop die in hem is. „Maar deze tekst is niet de enige bewijstekst voor het nut van de geloofsverantwoording. Alle vier evangeliën en eigenlijk alle Bijbelboeken zijn geschreven met de intentie de lezer te overtuigen”, zo betoogde dr. Van den Toren. „Bovendien staat of valt de christelijke hoop met de opstanding van Jezus Christus en dan draait het meteen om de vraag of dat echt waar is of dat het alleen maar verbeelding is.”
Voordat de Groninger hoogleraar handvatten gaf voor geloofsverantwoording, ging hij in op de klassieke christelijke apologetiek, die vanaf de verlichting vooral was gebaseerd op het zogeheten „universalistische funderingsdenken.” Dit denken ging ervan uit dat er een gemeenschappelijke basis was, namelijk algemeen aanvaarde overtuigingen en universele redeneerwijzen. „Deze manier van apologetiek bedrijven, die paste in de sfeer van het wetenschappelijk modernisme binnen de westerse context, kan niet meer. In het laatmoderne tijdperk waarin wij leven is apologie meer een interculturele dialoog, hoewel geen cultureel relativisme.”
Dr. Van den Toren ging uitvoerig in op de mogelijke obstakels die zich bij zo’n intercultureel apologetisch gesprek kunnen voordoen. Hij sloot zich aan bij de kritiek van de bekende theoloog Karl Barth op de klassieke apologetiek. Hoewel de veronderstelde gemeenschappelijke grond ontbreekt, is er volgens hem toch een intercultureel getuigenis mogelijk tegenover niet-westerse wereldburgers alsook tegenover westerse (geseculariseerde) gesprekspartners.
Iedere mens kent een diepe fundamentele religieuze oriëntatie met een daarbij behorende levensbeschouwing en levensstijl. Niemand is geneigd zomaar die levensoriëntatie en levensstijl op te geven, omdat dit een totale –zeer ingrijpende– ommekeer betekent op alle drie de niveaus, zo betoogde Van den Toren.
Ondanks de enorme obstakels zag hij toch mogelijkheden voor een intercultureel apologetisch getuigenis. „Het vinden van Jezus Christus betekent meer dan het gevoel gered te zijn, want dan worden de hele werkelijkheid en alle aspecten van het menselijk leven ineens veel beter gezien. Christenen moeten proberen niet-christenen als het ware deze wereld in te trekken”, aldus Van den Toren, die als voorbeeld het beter kunnen omgaan met ziekte, lijden en sterven noemde. In het gesprek met moslims en moderne westerse medemensen kan dit een aanknopingspunt zijn.
Islam
Van den Toren zei te begrijpen dat de islam voor velen een aantrekkelijke godsdienst is, vanwege de eenvoudige regels en de overzichtelijkheid. „Maar voor mislukkelingen en degenen die hun leven verknoeiden, heeft de islam niets te bieden.”
De theoloog adviseerde in de omgang met moslims in plaats van „de stormramapologetiek” met veel kritiek, toch vooral een uitnodigende apologetiek te hanteren. „In plaats van hen aan te vallen, moeten christenen buitenstaanders ertoe uitlokken om eens die christelijke bril op te zetten, zodat zij ontdekken dat het christelijk geloof wel degelijk grond heeft en zodat zij erachter komen tot welke fantastisch rijke werkelijkheid het christelijk geloof toegang geeft.”
De hoogleraar sloot zijn drie lezingen af met te wijzen op de centrale rol van de kerk of de christelijke gemeenschap. „Uit veel getuigenissen blijkt dat niemand in zijn eentje tot het geloof komt, de ontmoeting met christenen speelt altijd een cruciale rol.”