Koninklijk Huis

Henk Morsink bracht het tot chef Militaire Huis van de koning

Militair en christen in hart en nieren. Dat is Henk Morsink. Zijn succes­volle carrière in het leger eindigde met een functie direct naast koningin Beatrix en koning Willem-Alexander. Nu gaat hij de gemeentepolitiek in en helpt hij veteranen. „Ik blijf trots op mijn uniform.”

Wim Hulsman

14 March 2014 20:58Gewijzigd op 15 November 2020 09:24
Henk Morsink, voormalig Chef Militaire Huis. beeld RD, Anton Dommerholt
Henk Morsink, voormalig Chef Militaire Huis. beeld RD, Anton Dommerholt

In de woonkamer van zijn huis in Nijverdal vallen twee voorwerpen op. Een olieverfschilderij toont Morsink in vol ornaat op het podium van de Nieuwe Kerk in Amsterdam tijdens de inhuldiging van koning Willem-Alexander. „Dat kreeg ik van mijn vrouw, bij mijn afscheid.” Op de piano staat een foto van Morsinks gezin in avondkleding in de hal van Paleis Huis ten Bosch. „Dat was bij het afscheidsdiner als chef Militaire Huis.” Het zijn bewijzen van Morsinks verblijf in de hoogste kringen.

Verder is er weinig van zijn bijzondere staat van dienst –hij schopte het tot generaal-majoor– te merken. Hij oogt als een doorsnee-Nederlander: vlotte broek, ruitoverhemd. Rust en beheerstheid straalt hij uit. Hij praat makkelijk, vooral als het over zijn lange rij militaire functies en ‘zijn’ leger gaat. Morsink is en blijft militair, ook al ging hij met vervroegd pensioen.

Welke houding kenmerkte u als officier?

„Ik heb altijd geprobeerd de jongens te motiveren. Mijn motto is: toon inzet, vakmanschap en kameraadschap. Alleen zo krijg je een sterk team. Zeker in een situatie vol dreiging moet je volledig op elkaar terug kunnen vallen. Toen ik bataljonscommandant in Havelte was, heb ik tussen de mannen en vrouwen willen staan. Je moet een voorbeeld zijn, in alles.”

U wilde meewerken aan een interview als daarin uw christen-zijn een belangrijke plaats zou krijgen. Waarom?

„Mijn geloof is een wezenlijk onderdeel van mijn leven. Overal waar wij woonden, zijn we actief betrokken geweest bij het kerkelijk leven in die plaats. In het jeugdwerk, als ouderling, in de catechese. Ook in het leger ben ik steeds uitgekomen voor wie ik ben. Vooral tijdens uitzendingen met risico’s, zoals naar het oorlogsgebied Bosnië, heb ik veel aan mijn geloof gehad.”

In welk opzicht?

„Je ervaart dan steun. Je weet dat je niet alleen bent. In het gebed kun je je zorgen en ellende uitspreken. Toen ik in 1993 tijdens de Balkanoorlog in Bosnië als bemiddelaar tussen de strijdende partijen pendelde, werd ons konvooi bij elke grenspassage beschoten. Mijn geloof gaf mij rust.”

Na verschillende functies werd u gevraagd in 2006 naar Uruzgan in Afghanistan te gaan om daar de komst van de Nederlandse troepen voor te bereiden. Waarom u?

„Ze kwamen bij mij vanwege mijn er­varing in Bosnië. Ik was een van de weinige officieren bij wie die de kogels om de oren waren gevlogen. Daar had ik geen trauma aan overgehouden. Uruzgan is de mooiste periode uit mijn carrière geworden.”

Hoe reageerde het thuisfront?

„Uitzendingen horen bij je werk, maar voor het thuisfront is het altijd spannend. Zelf heb je het idee dat je alles in de hand hebt. Daar ben je militair voor. Maar thuis horen ze alleen wat de media melden en is het nieuws soms moeilijk te plaatsen. Als er een aanslag in de hoofdstad Kabul plaatshad, was dat voor ons nog altijd honderden kilometers ver weg, maar hier komt dat heel anders binnen. Toen onze oudste zoon in Irak zat, heb ik gevoeld hoe dat is.”

De missie naar Uruzgan was voor Morsink extra bijzonder omdat „drie mensen tot geloof kwamen.” „We hadden een aalmoezenier van Poolse komaf. Die sprak heel veel met de mensen. Een fijne vent. Hij heeft veel betekend. Drie militairen kozen ervoor christen te worden. Ze zijn in Uruzgan gedoopt. Ik heb zelf aan die plechtigheid deelgenomen. Het is bijzonder dat zoiets juist daar gebeurt. De sfeer en de omstandigheden kunnen van invloed zijn geweest, maar alle drie namen zij de stap heel bewust.”

Bewijst dit het belang van predikanten en aalmoezeniers in het leger?

„De Dienst Geestelijke Verzorging is er niet om te evangeliseren, maar om te zorgen voor het geestelijk welzijn van de militairen. Mensen zijn bezorgd en willen praten. De dienst vervult zo een belangrijke rol.”

U moest in Uruzgan soms beslissen of troepen met gevaar voor eigen leven op pad moesten gaan. Wat doet dat met een officier?

„Zo’n beslissing baseer je op een goed plan, op feiten en aannames. Eerst bespreek je het met de staf. Daarna presenteer je het aan de ondercommandanten. Die kunnen hun vragen stellen. Uiteindelijk moet er vertrouwen zijn. Soms hielp mijn geloof mij. Op de avond voordat het eerste konvooi de poort zou uitrijden, kwamen twee mannen aan mijn bed. Zij hadden hun bedenkingen. Ik was zeker van ons plan. De volgende dag heb ik dat ook gezegd. Psalm 32:8 gaf voor mij de doorslag. Daar staat dat God de weg zal wijzen die wij moeten gaan. De missie is goed verlopen.”

Zowel in Bosnië als in Uruzgan zag u doden. Wat deed dat met u?

„Kippenvel. Steeds weer. In Uruzgan heb ik 47 keer een ”ramp ceremony” meegemaakt. Zo heet de ceremonie waarbij een omgekomen militair –vaak Amerikanen– met militaire eer over het platform het vliegtuig wordt in gedragen. Meestal klonk daarbij doedelzakmuziek. Indrukwekkend.”

Heeft u niets aan de uitzendingen over­gehouden?

„Over mijn uitzending naar Bosnië heb ik heel veel verteld en opgeschreven. Ik ben ook getuige geweest voor het Joegoslavië­tribunaal. Dat heeft geholpen bij de verwerking. Verder ben ik voldoende getraind om posttraumatische stresssymptomen te onderkennen. Gelukkig heb ik alles een plek kunnen geven. Toch doet zo’n uitzending wat met je. Na Uruzgan heeft het een jaar geduurd voordat ik qua energie weer op peil was. Ik merkte het bij het sporten, maar ook als ik achter mijn bureau zat.”

Hoe keek u na de missies naar ons land?

„Mijn mensbeeld veranderde en ik was me veel meer bewust van de zegeningen die we in Nederland hebben. De vrijheid om te zeggen wat je denkt en te geloven. Het verschil in levensstandaard is groot. Dan is er een en al reden om dankbaar te zijn.”

Toen u een beleidsfunctie op het ministerie van Defensie had, kwam het verzoek om chef Militaire Huis van koningin Beatrix te worden. Hoe verloopt zo’n procedure?

„Daar had ik helemaal niet op gerekend. Mijn voorgangers waren allemaal een stuk ouder. Voor hen was het de laatste functie voor hun pensioen. Maar de koningin wilde blijkbaar verjonging. Mijn Uruzganervaring heeft waarschijnlijk meegewogen. Er waren drie kandidaten. Zij koos mij.”

U ging toen totaal ander werk doen.

„Dat klopt. Als chef Militaire Huis gaf ik leiding aan de adjudanten van de koningin, en later koning. Je bent met de hofdames verantwoordelijk voor de organisatie van alle bezoeken van het staatshoofd. Ook onderhoud je namens het staatshoofd alle contacten met defensie en zorg je voor het militair ceremonieel.”

Wat betekende de aanslag op de koninklijke familie in Apeldoorn in 2009 voor u?

„Ik was niet in Apeldoorn. Ik had vrij. De veiligheid werd opeens een issue. Tot dan toe was de beveiliging iets van de burgemeester en politie en van de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging geweest. Dat veranderde. Koningin Beatrix besloot dat de chef Militaire Huis voortaan de coördinatie van de veiligheid op zich zou nemen. Vanaf dat moment was ik er voor de helft van mijn werktijd mee bezig.”

Hoe heeft u dat aangepakt?

„Het was een voortdurende zoektocht naar een balans tussen veilig en waardig, veilig en privé, veilig en feestelijk. Als iemand iets naar de gouden koets gooit, moet de koningin dan de volgende keer met een limousine naar de Ridderzaal? Als de koning 500 man ontvangt: moet je hen dan allemaal fouilleren of niet?”

Wat heeft u met de Oranjes?

„Net zoals veel Nederlandse staatsburgers ben ik hartelijk verbonden met het Huis van Oranje. Wie in het leger dient, krijgt dat nog meer: je zweert trouw aan de koning of koningin. Ik ben er trots op dat ik vijf jaar aan het hof heb mogen werken. Op Prinsjesdag reed ik te paard achter de gouden koets naar de Ridderzaal. Ik heb twee staatshoofden gediend. Ik heb een reeks staatsbezoeken meegemaakt, onder meer naar Oman, Mexico, Brunei en Singapore.”

Dat laatste staatsbezoek was een enkele dag voordat koningin Beatrix haar aftreden bekendmaakte. Niets gemerkt?

„Nee, het bezoek verliep ontspannen.”

Wanneer hoorde u over de toespraak van de koningin?

„Wij werden een dag eerder ingelicht. Daarvoor hebben we niets concreets gemerkt.”

Wat was uw rol in de aanloop naar 30 april?

„Ik was nauw betrokken bij de voorbereidingen als het om veiligheidsaspecten gaat. Hoe organiseer je de dag op een nette manier terwijl alles toch veilig is? Verder was ik maar een klein radertje in het geheel. Op de dag zelf had ik een ceremoniële rol.”

Kon u uw christen-zijn aan het hof uit­dragen?

„Aan het hof krijgt iedereen de kans om zichzelf te zijn.”

Wat veranderde er aan het hof met de komst van koning Willem-Alexander?

„Niet veel. De jaren daarvoor waren al veranderingen in gang gezet. Voor mij was het gemakkelijk dat de koning ook een uniform heeft gedragen. Je spreekt dezelfde taal. De koning beweegt zich gemakkelijk in militaire kringen.”

Het moet u pijn doen dat de koning geen militair meer mag zijn.

„Nee, daar hebben we heel goed over nagedacht. De koning kan als lid van de regering geen militair zijn. In Nederland is de koning geen opperbevelhebber van het leger, zoals andere staatshoofden dat wel zijn. Het is mooi dat er voor de koning een speciaal koningsteken is ontworpen dat hij op zijn uniform kan dragen.”

En nu wordt u gemeenteraadslid voor het CDA in Nijverdal. Iets heel anders.

„Ik wil me meer richten op de plaatselijke gemeenschap. Wij wonen hier al jaren met plezier, maar tot nu toe was ik vooral druk met mijn werk buiten Nijverdal. Ik wil nu iets terugdoen voor het dorp. Het CDA heeft hier 8 van de 25 zetels, ik sta op nummer 4. We gaan voor tien zetels.”

Wat drijft u?

„In het leger is een uitspraak: ”Leave no man behind”, laat niemand achter. In onze samenleving mag ook niemand tussen wal en schip vallen. Ook niet nu er nieuwe zorgtaken op de gemeente afkomen.”

Buiten schijnt de lentezon. De grote moestuin wordt binnenkort weer in orde gebracht. „Dat wat we overhouden gaan we aan de voedselbank geven, hebben mijn vrouw en ik besloten. Hetzelfde doen we met de honing”, zegt Morsink wijzend naar de kasten met zijn eigen bijenvolken. „Vorig jaar hadden we 40 liter honing; meer dan honderd potjes. Het is zo interessant om te zien hoe bijen samen­leven.”


Levensloop Henk Morsink

Henk Morsink (1956) groeit op in Enschede en Voorschoten. Na de Koninklijke Militaire Academie (KMA) en de Hogere Krijgsschool maakt hij carrière in het leger. In 1993 gaat hij als bemiddelaar naar het oorlogsgebied Bosnië. Na staffuncties wordt hij bataljonscommandant. In 2006 leidt Morsink de kwartiermakersmissie naar Uruzgan. Na andere staffuncties volgt zijn benoeming als chef Militaire Huis aan het hof. Dat blijft hij tot eind 2013. Hij is nu kandidaat voor het CDA in Nijverdal en lid –en vanaf zondag ouderling– van de protestantse gemeente. Morsink is getrouwd en heeft drie zoons, alle drie beroepsmilitair.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer