„Hij regeert ook de leden van de synode”
„Heere, als ik Uw rede gehoord heb, heb ik gevreesd; Uw werk, o Heere, behoud dat in het leven, in het midden der jaren, maak het bekend in het midden der jaren; in de toorn gedenk des ontfermens.”
De woorden, opgetekend in Habakuk 3:2, vormen een onderdeel van het gebed van Habakuk. „Een gebed”, zei ds. J. R. Volk woensdagavond tijdens een bidstond in de hervormde kerk van Nieuw-Lekkerland, „dat begint met de woorden: „Heere, als ik Uw rede gehoord heb, heb ik gevreesd.” En dan is de eerste vraag: Wat bedoelt de profeet hier met vrezen? Niets anders, niets minder ook dan opzien tegen, ontzag hebben voor de Heere. Zoals een kind zijn vader vreest. Zo leeft het bij Habakuk, en zo leeft het bij elk kind van God.”
Waarom, Habakuk? „Wel, de profeet heeft een boodschap gehoord voor het volk Israël. Een volk dat wandelde in zijn eigen wegen, buiten de Heere om. En wat gaat er dan gebeuren? De Heere gaat dat volk straffen door de Chaldeeën te verwekken, een vreselijke vijand.”
En dan vraagt Habakuk: „Waarom, Heere, zoudt Gij zwijgen, als de goddeloze dien verslindt, die rechtvaardiger is dan hij?” Ds. Volk: „Met andere woorden: „Het is waar, Heere, Israël heeft straf verdiend. Maar waarom nu door de Chaldeeën, een volk dat zéker straf heeft verdiend?” Habakuk was hier niet op zijn plaats. En moeten wij niet hetzelfde zeggen? Zeker, zeggen we, we hebben straf verdiend. Dat er leervrijheid in de kerk kwam, is ook onze schuld. Dat er ruimte kwam voor de vrouw in het ambt, alweer jaren geleden, daaraan zijn ook wij medeschuldig. Maar, zeggen we, waarom worden we nu op deze wijze door het SoW-proces gestraft? Waarom niet anders? We buigen er niet onder.”
De bidstond in Nieuw-Lekkerland -een van de vele aan de vooravond van 12 december- stond in het teken van het naderende einde van het Samen op Weg-proces. Het hervormde kerkgebouw was nagenoeg geheel gevuld. „Waarom een bidstond?” richtte ds. Volk zich aan het begin van de avond tot de kinderen en jongeren. „Het is toch mooi als drie kerken zich verenigen tot één kerk? Dat is ook naar de Bijbel: één zijn? En toch willen we aan de Heere vragen of Hij de fusie zoals die ons nu te wachten staat, wil afwenden. Waarom? In de eerste plaats omdat er dingen in de nieuwe kerkorde staan die niet naar Gods Woord zijn. Hoe kan een kerk dan Gods zegen verwachten? Ten tweede omdat als deze fusie doorgaat, er heel wat mensen in verwarring worden gebracht. Omdat er dan scheuren en breuken ontstaan in gemeenten, in gezinnen. In de derde plaats willen we ons vanavond verootmoedigen voor de Heere. Heel klein worden, omdat we vaak zo weinig gebeden hebben voor deze zaak. Tegelijk moeten we erkennen dat als de fusie toch doorgaat, dit is omdat wij als kerkleden zo veel hebben gezondigd. Ten slotte: laten we vanavond aangevuurd mogen worden om deze zaak ook in ons persoonlijk gebed voor de Heere neer te leggen.”
„Waarom, Heere?” vraagt Habakuk. „Het is het waarom van het verzet tegen God”, aldus ds. Volk. „En toch krijgt de profeet, en wij met hem, antwoord. Door het Woord. Zo goed is de Heere. Want dan klinkt een zesvoudig wee over de Chaldeeën. En daarna is er geen waarom meer bij Habakuk, alleen nog maar diep ontzag. Hoofdstuk 3:16: „Als ik het hoorde, zo werd mijn buik beroerd.” Met name datgene wat de Heere zei over de Chaldeeën, deed Habakuk verder zien dan hij eerst zag: de Chaldeeën en hun goddeloosheid. De Heere neemt de profeet mee in Zijn heiligdom, en dáár ziet hij het: God is een God die álles leidt. Niets gaat er buiten de Heere om - ook in het kerkelijke leven niet. Dan kan alles ondersteboven gegooid worden, maar achter dat alles is Gods raad. Hij regeert ook de synode. Hij regeert ook de leden van de synode. Gij, o God, zult Uw welbehagen doen. En dan leidt de vreze des Heeren tot onderwerping aan de Heere. Dat geeft rust.”
Maar er is nog meer, zei de Nieuw-Lekkerlandse predikant. „„Heb ik gevreesd.” Habakuk bidt niet of God Israël zal sparen, of dat de tempel niet verwoest hoeft te worden. Nee, de profeet weet het: dat is verdiend. Het gaat hem om Góds zaak: „Uw werk, o Heere, behoud dat in het leven, in het midden der jaren, maak het bekend in het midden der jaren.””
Wat is nu Habakuks pleitgrond? „Ligt die in ons? Nee. Habakuk zegt ten slotte: „In de toorn, gedenk des ontfermens.” Hij zegt niet: „Heere, laat Uw toorn niet over ons ontbranden”, of: „Wijs ons een weg waardoor wij de toorn kunnen ontlopen.” Nee, „Heere, het is rechtvaardig als Uw toorn over ons losbrandt.” Toen, en over de kerk nu.”
En toch: „Gedenk aan Uw ontferming. Dat is het enige wat de profeet kan doen. Hij doet een beroep op God Zelf. Die ontferming Gods is zichtbaar geworden in Christus. En dat is ook de enige pleitgrond in het gebed: om Christus’ wil. Niet: „Waarom, Heere?” maar: „Heere, ontferm U.” Want van dat ontfermen Gods in Christus leeft de kerk en sterft de kerk. En dan wordt de taal van ons hart: Alhoewel de vijgeboom niet bloeien zal…, zo zal ik nochtans in de Heere van vreugde opspringen, ik zal mij verheugen in de God mijns heils.”
Ds. Volk besloot de bijeenkomst met een gebed. „Heere, onze ogen zijn op U.”