Na emeritaat van Douma en Velema bestaat er gebrek aan gereformeerde ethici
Het vak ethiek is er niet altijd geweest. In het paradijs was het niet nodig. Het eerste mensenpaar deed goed en wist niet wat kwaad was. Pas na de zondeval kwam er behoefte aan de doordenking van de vragen van goed en kwaad. Eeuwenlang zijn theologen en filosofen er druk mee geweest. Opvallend is dat het vak in onze tijd minder aandacht krijgt.
Het was een wat flauw grapje op de redactie van deze krant dat in de jaren tachtig, negentig van de vorige eeuw bij herhaling werd opgevoerd. Was er een kwestie op het gebied van ethiek of moraal, dan riepen redacteuren: „We hebben Velema onder de knop en onder de andere zit Douma.” Bedoeld werd dat bij ethische vragen bijna steevast een van deze twee orthodoxe ethici om commentaar werd gevraagd. Hun antwoorden deden er ook toe. Een kort gesprek met de ethicus uit Apeldoorn of zijn collega uit Kampen zette de dingen in perspectief.
Douma en Velema zochten altijd naar antwoorden waarbij ze de Bijbel als uitgangspunt namen. Op die manier droegen ze in belangrijke mate bij aan de meningsvorming binnen de gereformeerde gezindte, vooral als het ging om nieuwe kwesties waar velen nog nauwelijks over hadden nagedacht. Daarbij hadden ze de gave lastige problemen op een toegankelijke wijze te behandelen. Aan de hand van hun publicaties konden meer eenvoudige gemeenteleden daadwerkelijk hun mening aanscherpen.
Beide ethici leven nog. Maar ze zijn inmiddels al jaren met emeritaat. Ook al hebben ze ondanks hun leeftijd nog steeds het nodige te zeggen, het zou van hen te veel zijn gevraagd dat ze zich nog geregeld uitspreken over actuele vragen. Zij mogen genieten van een welverdiend emeritaat.
De twee Bijbelgetrouwe theologen zijn niet de enigen die zijn teruggetreden. Eind januari vertrok dr. R. Seldenrijk als directeur van de Nederlandse Patiënten Vereniging. Met name op het terrein van vragen rond het leven heeft hij een belangrijke bijdrage geleverd aan de doordenking van ethische kwesties. Ofschoon er –gelet op zijn leeftijd– door hem nog best de nodige denkstof aan het papier kan worden toevertrouwd, markeert zijn vertrek wel een periode.
Kort daarop overleed de Duitse theoloog en ethicus Georg Huntemann. Van hem zijn er verschillende boeken verschenen –ook in het Nederlands– waarin hij ethische vragen en de achterliggende denkpatronen behandelde. Voortal zijn heldere standpunten over het moderne emancipatiedenken waren toonaangevend. Bijna twintig jaar geleden publiceerde hij zijn ”Biblisches Ethos im Zeitalter der Moralrevolution”, een standaardwerk dat in Nederland te weinig aandacht heeft gekregen.
Zonder te willen beweren dat er vandaag de dag geen mensen zijn die over ethische vragen nadenken, is het wel een gemis dat er binnen orthodox-christelijke kring nauwelijks mensen zijn te vinden die op het brede terrein van ethiek naam hebben gemaakt. Want dat was de kracht van mannen als Douma, Huntemann, Seldenrijk en Velema. Zij waren in staat op allerlei vragen rond ethiek en moraal Bijbels georiënteerde antwoorden te geven. Ook als ze nog geen afgeronde mening hadden, boden ze in ieder geval een aanzet tot een antwoord. Het ontbreken van dergelijke sleutelfiguren is een gemis waar theologische opleidingen wellicht over kunnen nadenken.
Natuurlijk wordt nog steeds het vak ethiek aan de diverse opleidingen onderwezen. Predikanten en pastoraal werkers krijgen op dat terrein zeker de basale kennis mee – en waarschijnlijk meer dan dat. Maar publicaties waarmee niet-theologen uit de voeten kunnen, verschijnen er maar heel beperkt van de hand van gereformeerde ethici. Terwijl daar schreeuwend behoefte aan is, dankzij de steeds doorgaande ontwikkelingen op het gebied van medische zorg, homoseksualiteit en veranderende houding van de overheid ten aanzien van christelijke waarden.
Wie vandaag de dag antwoorden zoekt op actuele vragen op het gebied van ethiek en moraal kan soms beter terecht bij rooms-katholieke denkers dan bij protestantse. Met name roomse ethici uit het buitenland hebben het nodige te bieden. Helaas zijn weinigen van hen bekend in ons land. Dat is een gemis.
Voor steekhoudende argumenten in het huidige debat over homo-emancipatie kan men bijvoorbeeld uitstekend terecht bij Robert P. George, rechtsgeleerde aan Princeton University in de Verenigde Staten, of bij John Finnis, docent aan de universiteit van Oxford in Engeland en de universiteit van Notre Dame in Amerika. Deze twee namen zouden prima uit te breiden zijn tot een tiental.
Het is zeker waar dat deze denkers als overtuigde rooms-katholieken hun uitgangspunt nemen in het beginsel van het natuurrecht, waarbij belangrijke waarde wordt toegekend aan het inzicht van de menselijke rede. Dat neemt niet weg dat er voor protestantse christenen goede, waardevolle gedachten aan het werk van deze en andere rooms-katholieke rechtsfilosofen en ethici zijn te ontlenen.
Dat laatste is iets anders dan de complete rooms-katholieke zedenleer overnemen. Maar bruikbare gedachten en argumenten overnemen kan heel goed. Dat deden sommige theologen uit de tijd van de Nadere Reformatie en het puritanisme ook. Voetius, die grote delen van de rooms-katholieke leer veroordeelde, citeert bij herhaling met instemming rooms-katholieke theologen uit de middeleeuwen. Met andere woorden: het goede dat men aan hen kan ontlenen, kan men met vrijmoedigheid gebruiken.
Het is een gemis dat er nauwelijks ethici binnen het gereformeerde orthodoxe wereld zijn die de grote vragen van onze tijd doordenken. Daar ligt een opdracht, zeker ook voor de verschillende gereformeerde opleidingen en voor jonge wetenschappers.
Tegenover deze gedachtegang wordt wel eens gesteld dat de concentratie op ethiek afleidt van de meest wezenlijke vraag in het leven: Hoe krijg een mens verzoening met God? Dat is een reëel gevaar. De puriteinen hebben geleerd dat een goed geweten en het vasthouden aan een goede moraal alleen van hen gezegd kan worden die door genade deel hebben aan Christus. Wie de heiliging losmaakt van de rechtvaardiging, komt terecht op een dwaalspoort van verdiensten door eigen werken.
Tegelijk hebben reformatoren, nadere reformatoren en puriteinen steeds gepleit voor de uitleg van de Wet der Tien Geboden. In hun prediking over de wet hebben ze altijd actuele kwesties aan de orde gesteld. Om enkele voorbeelden te noemen: Willem Teellinck (1579-1629) sprak gedetailleerd over de zondagsviering, Godefridus Udemans (1580-1649) schreef verschillende boeken over Bijbels verantwoorde handelspolitiek. De Engelse puritein Guilelmus Amesius (1576-1633) , die jarenlang in ons land woonde en werkte, publiceerde in 1630 een uitgebreide verhandeling over een zuiver geweten. Ook bij oude gereformeerde theologen was dus voluit belangstelling voor de ethiek.
Er is ook een andere kant. Niet alleen de leidslieden moeten oog hebben voor onderwijs in ethiek en bezinning op de moraal, ook de gemeenteleden en burgers dienen daar aandacht voor te hebben. Het lijkt erop dat de belangstelling voor publicaties op dit terrein afneemt. Uitgevers weten dat boeken over ethische vragen minder aftrek vinden dan tien, twintig jaren geleden.
Hoe komt dat? Is dat omdat alle antwoorden inmiddels wel zo ongeveer bekend zijn? Dat zou getuigen van groot optimisme. Er zijn tal van actuele vragen, bijvoorbeeld op het gebied van medische ethiek, de huwelijksmoraal, de tolerantiegedachte, en –zeker sinds de crisis– op het gebied van bezit en geld, die om antwoorden schreeuwen.
Tweede reden zou kunnen zijn dat mensen vandaag de dag –ook christenen– zich steeds minder laten gezeggen door hun leidslieden. Zij willen niet aan regels gebonden zijn. Bepalend voor mensen is veel meer of iets „goed voelt.” „Niet het hoofd maar de onderbuik regeert in kerk en maatschappij”, schreef Georg Huntemann in een van zijn laatste artikelen.
Nieuwe aandacht voor ethiek is geen overbodige luxe. We leven buiten het paradijs, waar alles goed was en geen kwaad werd gevonden. Over ethische vragen hoefden Adam en Eva niet na te denken. Zij waren goed en deden goed. Zij waren zich van geen kwaad bewust. Maar dat is sinds Genesis 3 heel anders. En in een steeds meer seculariserende maatschappij, waarin mensen met een boos hart leven, is voortdurende oriëntatie op de vragen van goed en kwaad bittere noodzaak.
Lees ook:
Te veel genesteld in de wereld : Prof. Douma start zesdelige serie christelijke ethiek die “bij de tijd wil zijn” (Reformatorisch Dagblad, 24-02-2000)
De reikwijdte van de ethiek door dr. W. H. Velema (Reformatorisch Dagblad, 22-08-1998)
Kamper ethicus neemt op de synode afscheid : Opvolger De Bruijne: ,Is er nog ethiek na Douma?” (Reformatorisch Dagblad, 05-09-1996)
BIBLISCHES ETHOS IM ZEITALTER DER MORAL-REVOLUTION – Recensie boek Huntemann (Theologia Reformata, 01-01-1996)
ETHIEK IN BIJBELS LICHT - Recensie boek prof. Velema (Theologia Reformata, 01-01-1982)
Gereformeerde ethiek: fiasco of perspectief?” door J. Douma (Radix, 01-07-1975)